In dit geval is verder het volgende van belang. Het college heeft niet bestreden dat er geen beleid in voorbereiding was dat bebouwing van het Kerkplein zou toestaan ten tijde van de start van [wederpartij] op 1 januari 2009. Er was toen geen toekomstig ruimtelijk beleid voor het Kerkplein in voorbereiding. Zonder de aanwezigheid van dergelijk beleid, dat openbaar is gemaakt, is toepassing van de ontheffingsbevoegdheid van artikel 2.5.29, eerste lid, van de bouwverordening onvoldoende concreet en kenbaar. Omdat aan het vereiste van artikel 2.5.29, onder c, niet was voldaan, bestond er voor [wederpartij] op 1 januari 2009 geen aanleiding om bij de investeringsbeslissing rekening te houden met de kans dat het Kerkplein met overschrijding van de voorgevelrooilijnen en de toegelaten bouwhoogte zou worden bebouwd.
De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat het college [wederpartij] ten onrechte op grond van artikel 2.5.29, eerste lid, van de bouwverordening actieve risicovaarding heeft tegengeworpen.
ABRS 02-11/22 inzake Arnhem (ECLI:NL:RVS:2022:3138)