De Afdeling laat in het midden of de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat het indienen van het advies van Kraan & De Jong van 30 november 2020 twee weken voor de zitting in strijd was met de goede procesorde. Daarvoor is het volgende van belang.
In de recente uitspraak van 9 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:363, heeft de Afdeling het volgende overwogen. Voorheen oordeelde de Afdeling dat een voor het eerst in hoger beroep bij haar aangevoerde grond buiten beschouwing moet blijven, als de belanghebbende die grond redelijkerwijs al bij de rechtbank naar voren had kunnen brengen. Dit wordt wel de grondentrechter tussen beroep en hoger beroep genoemd. Ter bevordering van de rechtseenheid tussen de hoogste bestuursrechters en om redenen van rechtsbescherming heeft de Afdeling aanleiding gezien de grondentrechter te verlaten, zij het dat zij in het omgevingsrecht een andere benadering zal volgen om recht te doen aan de positie van derden-belanghebbenden. De Afdeling heeft er dus voor gekozen om de grondentrechter alleen te hanteren binnen het omgevingsrecht en niet langer daar buiten, ook niet in zaken over besluiten waarbij belangen van derden betrokken (kunnen) zijn. Omwille van de uitvoerbaarheid en hanteerbaarheid kiest de Afdeling dus voor een onderscheid tussen ‘omgevingsrechtelijke zaken’ enerzijds en alle andere zaken anderzijds. Zie in dit verband ook de uitspraak van de Afdeling van eveneens 9 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:362.
Hoewel een besluit over planschade gebaseerd is op artikel 6.1 Wro heeft de Afdeling met zaken op het gebied van het omgevingsrecht niet mede het oog gehad op zaken over tegemoetkoming in planschade. Naar het oordeel van de Afdeling bestaat er geen aanleiding om op dit punt een onderscheid te maken tussen planschadezaken en andere nadeelcompensatiezaken. Net als bij nadeelcompensatiezaken, waarbij het gaat om schade die beweerdelijk is veroorzaakt door een besluit dat niet is gebaseerd op het omgevingsrecht, wordt bij planschadezaken en andere nadeelcompensatiezaken in het omgevingsrecht de grondentrechter verlaten. Er gelden wel enige beperkingen voor het aanvoeren van nieuwe gronden in hoger beroep. Zo zullen gronden die uitdrukkelijk zijn prijsgegeven, buiten beschouwing worden gelaten als zij in hoger beroep (opnieuw) worden aangevoerd (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 5 januari 2006, ECLI:NL:CRVB:2006:AU9486, en het arrest van de Hoge Raad van 4 december 2009, ECLI:NL:HR:2009:BG7213). Verder kan op een gegeven instemming met een door de rechter in eerste aanleg gekozen werkwijze in hoger beroep niet worden teruggekomen (uitspraak van de Afdeling van 19 januari 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BP1317). Deze uitzonderingen doen zich in deze zaak niet voor.
ABRS 09-03/22 inzake Bunnik (ECLI:NL:RVS:2022:693)
Noot: laat indienen van (beroeps)gronden kan dus, zij het dat de Afdeling vermeld dat er uitzonderingen zijn zoals prijsgegeven gronden.