Niet ondertekend advies commissie bezwaarschriften

[appellant] betoogt verder dat hij geen ondertekend advies van de commissie heeft ontvangen en dat het B&W besluit van 29 mei 2019 daarom niet deugdelijk is gemotiveerd.

Het besluit van 29 mei 2019 vermeldt dat het is gebaseerd op de overwegingen van het advies van de commissie. Verder is vermeld dat het advies, waarvan een afschrift als bijlage is bijgevoegd, nog niet is ondertekend en dat een afschrift van het ondertekende advies separaat aan [appellant] wordt toegezonden. In beroep heeft [appellant], bij brief van 15 augustus 2019, aangevoerd dat hij nog steeds geen ondertekend advies heeft ontvangen en dat dit een reden voor vernietiging van het besluit van 29 mei 2019 is, omdat een deugdelijke motivering ontbreekt.

Bij brief van 9 december 2019 heeft het college de op de zaak betrekking hebbende stukken aan de rechtbank doen toekomen. Als laatste bijlage is een afschrift van een ondertekend advies van de commissie overgelegd. Niet duidelijk is wanneer het advies is ondertekend. Niet in geschil is dat dit na het nemen van het besluit van 29 mei 2019 is gebeurd. Dat betekent dat op 29 mei 2019 niet was gewaarborgd dat het advies daadwerkelijk door de commissie was vastgesteld en dat het college, door op die dag een besluit op bezwaar te nemen, in strijd met artikel 18, zesde lid, van de Verordening commissie bezwaarschriften gemeente Waddinxveen 2007 heeft gehandeld.

Naar het oordeel van de Afdeling had de rechtbank het gebrek kunnen passeren met toepassing van artikel 6:22 van de Awb. Het college heeft in beroep alsnog een afschrift van een ondertekend advies van de commissie overgelegd. Niet aannemelijk is dat [appellant] door het gebrek is benadeeld. Desgevraagd heeft hij op de zitting van de Afdeling erkend dat het gebrek geen gevolgen heeft gehad voor de beslissing van het college.

Het betoog leidt in zoverre niet tot gegrondverklaring van het hoger beroep en vernietiging van de aangevallen uitspraak.

Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (onder meer bij uitspraak van 4 oktober 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2660), ligt het in de rede om bij het passeren van een gebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Awb een proceskostenveroordeling uit te spreken en een vergoeding van het griffierecht te gelasten, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden om daarvan af te zien. Dat heeft de rechtbank nagelaten, terwijl geen bijzondere omstandigheden zijn gebleken om daarvan af te zien.

12.6.  Het betoog treft in zoverre doel.

ABRS 23-02/22 inzake Waddinxveen (ECLI:NL:RVS:2022:550)