Het bewijsvermoeden van artikel 6:177a, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) is van toepassing in deze zaak. Op grond van deze bepaling wordt vermoed, bij fysieke schade aan gebouwen en werken, die naar haar aard redelijkerwijs schade door beweging van de bodem als gevolg van de aanleg of de exploitatie van een mijnbouwwerk ten behoeve van het winnen van gas uit het Groningenveld zou kunnen zijn, dat die schade is veroorzaakt door de aanleg of de exploitatie van dat mijnbouwwerk.
De rechtbank acht het bewijsvermoeden toereikend weerlegd indien -overeenkomstig de vaste gedragslijn van verweerder – met een voldoende grote mate van zekerheid een andere uitsluitende oorzaak dan bodembeweging door gaswinning is aangewezen. Zie onder andere de uitspraken van deze rechtbank van 18 mei 2020 (gepubliceerd op www.rechtspraak.nl ECLI:NL:RBNNE:2020:1935) en 18 december 2020 (ECLI:NL:RBNNE:2020:4532).
Rechtbank Noord-Nederland 04-11/21 inzake Instituut Mijnbouwschade Groningen (ECLI:NL:RBNNE:2021:4688)
Noot: deze uitspraak leert dat AOS de afkorting is van Acuut Onveilige Situatie.