Gemeente ging uit van een schadebedrag van € 250.000,– en rechtbank besliste € 600.000,–. Vervolgens beroep bij ABRS.
In genomen besluit 6 januari 2015 heeft het college op ondubbelzinnige wijze bepaald dat aan [appellante sub 2] een tegemoetkoming van € 250.000,00 wordt uitbetaald als niet binnen de daarvoor gestelde termijn 25 januari 2017 een herstelplan wordt vastgesteld dat de voor haar nadelige effecten van het nieuwe bestemmingsplan teniet doet. Het college heeft voor de hoogte van de tegemoetkoming geen voorbehoud gemaakt. Dat brengt met zich dat het college na ommekomst van de (verlengde) termijn niet langer de mogelijkheid had om de door [appellante sub 2] geleden schade in zijn geheel in natura te compenseren. In het besluit van 6 januari 2015 heeft het college die mogelijkheid prijsgegeven.
Dat de rechtszekerheid gebiedt dat € 250.000,00 aan [appellante sub 2] wordt betaald, betekent niet dat het college niet langer de mogelijkheid had om de door [appellante sub 2] geleden schade gedeeltelijk in natura te compenseren, voor zover in het verdere verloop van de procedure zou blijken dat de door [appellante sub 2] geleden schade hoger is dan dat bedrag. In het besluit van 6 januari 2015 heeft het college die mogelijkheid niet prijsgegeven. Indien [appellante sub 2] een schade van € 600.000,00 zou hebben geleden, zoals de rechtbank heeft overwogen, verzet de rechtszekerheid zich er niet tegen dat de tegemoetkoming in die schade tot een geldbedrag van € 350.000,00 anderszins wordt verzekerd door compensatie in natura.
ABRS 22-09/21 inzake Zuidplas (ECLI:NL:RVS:2021:2116)