Verzoek om schorsing van opgelegde gedoogplicht

Verzoek om schorsing van opgelegde gedoogplicht afgewezen door voorzieningenrechter. Discussie over meewerkvergoeding; verder belangenafweging.

Redenen voor dit verzoek tot schorsing: Het door [verzoeker] gedane verzoek strekt tot schorsing van het besluit, totdat in de hoofdzaak uitspraak is gedaan. Aan dit verzoek heeft [verzoeker] ten grondslag gelegd dat Vattenfall de windturbine zo snel mogelijk wil afbouwen en in gebruik wil nemen, waardoor een onomkeerbare situatie dreigt te ontstaan, waarbij [verzoeker] een onrechtmatige inbreuk op zijn eigendomsrecht moet dulden. Ook wijst [verzoeker] er op dat na het afbouwen van de windturbine een andere juridische beoordeling zal voorliggen, omdat de gedoogplicht dan alleen nog maar hoeft te zien op de instandhouding van de werken en hij daardoor zal worden benadeeld.

De voorzieningenrechter ziet ook geen reden om op voorhand aan te nemen dat de minister de voorstellen tot schadevergoeding van Vattenfall als onwerkelijk en onredelijk had moeten aanmerken. Wat betreft de hoogte van de in de minnelijke fase geboden schadevergoeding heeft de minister zich terecht op het standpunt gesteld dat de hoogte van de schadevergoeding in beginsel geen rol kan spelen bij de beoordeling van het verzoek tot het opleggen van een gedoogplicht. De minister hoeft de hoogte van de schadevergoeding op zichzelf dus niet te toetsen. De voorzieningenrechter neemt in aanmerking dat Vattenfall in de schriftelijke uiteenzetting en ter zitting heeft toegelicht dat zij zich in de onderhandelingen met [verzoeker] altijd op het standpunt heeft gesteld dat zij alle schade als gevolg van de inbreuk op het eigendomsrecht integraal zal vergoeden. Het geschil spitst zich toe op de hoogte van de zogenoemde meewerkvergoeding die Vattenfall aan [verzoeker] heeft aangeboden. Deze vergoeding is volgens Vattenfall geen onderdeel van de schadeloosstelling. De vergoeding is in de onderhandelingen uitsluitend aan [verzoeker] aangeboden om te bereiken dat hij meewerkt. Aangezien de meewerkvergoeding geen relatie heeft met de schade die [verzoeker] lijdt en zal lijden als gevolg van de aanleg en instandhouding van de windturbine en parkweg, ziet de voorzieningenrechter geen reden om aan te nemen dat de minister deze vergoeding had moeten meenemen bij de beoordeling of de aangeboden schadevergoeding op voorhand als onwerkelijk en onredelijk moet worden aangemerkt.

ABRS 26-07/21 voorlopig oordeel Windpark Wieringermeer (ECLI:NL:RVS:2021:1628)

Noot: het aspect meewerkvergoeding kwam ook aan de orde in onteigening door provincie Groningen Snel-beslis-premie in onteigeningsprocedure

De onteigende geeft aan dat grondeigenaren die minnelijk verkocht hebben een snel-beslis-premie hebben ontvangen van 20% en maakt daar in de onteigeningsprocedure ook aanspraak op. Rechtbank overweegt dat Hoge Raad heeft bevestigd dat geen sprake is van ongelijk behandelen van gelijke gevallen; HR 09-10/20; ECLI:NL:HR:2020:1595 (zie concl A-G).

Rechtbank Noord-Nederland overweegt dat een meewerkpremie niet past in het systeem van de Onteigeningswet. De meewerkpremie is naar het oordeel van de rechtbank geen onderdeel van de werkelijke waarde. Vonnissen 16-06/21; René van Hoogmoed was in die zaak de door de rechtbank aangewezen deskundige.