Herstel in natura onvoldoende concreet

[appellant sub 1] betoogt dat de tegemoetkoming in de door hem geleden planschade met het besluit van 3 maart 2020 niet voldoende anderszins is verzekerd, omdat de compensatie in natura die het college voor ogen heeft afhankelijk is gesteld van een onzekere toekomstige gebeurtenis en het college geen compensatie in geld heeft toegekend voor het geval compensatie in natura uitblijft. Het college doet in zijn nieuwe besluit op bezwaar de toezegging dat voor het zuidwestelijke deel van het perceel van [appellant sub 1] een omgevingsvergunning zal worden verleend als hiervoor een aanvraag wordt ingediend die voldoet aan enkele technische eisen. Het is ongewis of deze vergunning verleend zal worden, aangezien op dit moment nog geen nieuw bestemmingsplan in werking is getreden dat de door de Afdeling vernietigde onderdelen van het bestemmingsplan “Eerbeek” vervangt. Behalve onzekerheid over de grondslag voor het verlenen van de omgevingsvergunning is ook onzeker of de vergunning, als die al wordt verleend, ook onherroepelijk zal worden. Het college heeft in zijn besluit niet vastgelegd de door [appellant sub 1] geleden planschade in geld te zullen compenseren voor het geval het niet lukt de schade in natura te compenseren. Omdat het college met het nieuwe besluit op bezwaar van 3 maart 2020 onvoldoende zekerheid en duidelijkheid heeft gegeven over de tegemoetkoming in planschade dient ook dit besluit vernietigd te worden wegens strijd met het rechtszekerheidsbeginsel, aldus [appellant sub 1]. 15.     Tegemoetkoming in schade door compensatie in natura is niet voldoende verzekerd, wanneer deze afhankelijk is van een toekomstige, onzekere gebeurtenis. Wanneer het, gelet op de planologische procedures die moeten worden gevoerd om een planologische regime tot stand te brengen dat de bestaande bouwmogelijkheden veilig stelt en aldus voorziet in compensatie in natura, niet geheel zeker is of dit planologische regime in werking zal treden, betekent dit niet zonder meer dat de geleden schade in geld moet worden gecompenseerd. Het bestuursorgaan is daartoe niet gehouden als het zodanige garanties heeft gegeven dat de onzekerheid over de planologische procedures voldoende is ondervangen. Daarbij komt in voorkomende gevallen betekenis toe aan de omstandigheid dat, mocht blijken dat compensatie in natura niet tot stand kan worden gebracht, de hoogte van het alsnog uit te betalen bedrag na inwinning van advies bij ter zake kundige, onafhankelijke planschadeadviseurs, zal worden vastgesteld en dat dit bedrag zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van de ontvangst van de aanvraag. Verder komt in voorkomende gevallen ook betekenis toe aan de omstandigheid dat de compenserende voorziening, gedurende een voldoende lange periode, ook wordt geboden aan rechtsopvolgers onder algemene en bijzondere titel (zie de uitspraak van de Afdeling van 28 september 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2582). 16.     De Afdeling stelt vast dat er op dit moment nog geen planologische toestemming is voor de bouw van een woning, dat evenmin is bepaald wat een redelijke termijn is waarin die planologische toestemming gegeven moet worden en ook geen termijn is gegeven waarbinnen die planologische toestemming onherroepelijk moet zijn, bij gebreke waarvan de compensatie in geld zal worden betaald, zoals begroot door de ingeschakelde planschadeadviseur Tog. Omdat het college heeft nagelaten die zekerheid te bieden, komt het besluit van 3 maart 2020 wegens strijd met de rechtszekerheid voor vernietiging in aanmerking. 17.     Het betoog slaagt. ABRS 02-06/21 inzake Brummen (ECLI:NL:RVS:2021:1171)