Geschil over opheffing erfdienstbaarheden van weg in een centrumgebied. Gedaagde is eigenaar van een perceel; eiser (de Gemeente) is (inmiddels) eigenaar van de naastgelegen percelen. De erfdienstbaarheden zijn ten gunste van gedaagde gevestigd op een perceel van de Gemeente. Op dat perceel is in het nieuwe bestemmingsplan de realisatie van een supermarkt voorzien.
De Gemeente vordert opheffing (art. 5:79 BW), verlegging (art. 5:73 BW) of wijziging (art. 5:78 BW) van de erfdienstbaarheden. De rechtbank wijst al deze vorderingen af. Ook het beroep op misbruik van recht (art. 3:13 BW) wordt verworpen. Naast en samenhangend met de erfdienstbaarheden is nog tussen partijen in geschil of op een ander aangrenzend perceel van de Gemeente door verjaring een erfdienstbaarheid van weg is ontstaan. De rechtbank volgt hier het standpunt van de Gemeente dat dit niet het geval is, omdat niet aan het vereiste van bezit (art. 3:107 e.v.) BW is voldaan.
Rechtbank Den Haag 03-02/21 inzake gemeente Midden-Delfland (ECLI:NL:RBDHA:2021:780)
Noot: in dit vonnis mede overwegingen over door verjaring ontstane erfdienstbaarheid.