Einde erfpachtrecht: positie huurder

Gemeente heeft in verleden grond in erfpacht uitgegeven aan recreatieondernemer, die er recreatiepark op exploiteert. De ondernemer heeft vervolgens een jaarstandplaats op het recreatiepark aan huurder. De erfpacht eindigt. Op grond van artikel 5:94 lid 2 BW moet de gemeente de verhuur gestand doen. Na het einde van de erfpacht heeft de ondernemer de huur opgezegd maar de ondernemer was daartoe niet meer bevoegd. De gemeente had de huur desgewenst kunnen opzeggen maar dat heeft zij niet gedaan, zodat de huurovereenkomst niet is geëindigd. In hoger beroep geen spoedeisend belang meer bij de vordering in kort geding, maar vanwege de proceskostenveroordeling wel belang bij beoordeling van de tegen het kortgedingvonnis aangevoerde grief.

Hof ’s-Hertogenbosch 10-11/20 inzake Roerdalen (ECLI:NL:GHSHE:2020:3473)

Noot: art 5:94 lid 2: Na het einde van de erfpacht is de eigenaar verplicht een bevoegdelijk aangegane verhuur of verpachting gestand te doen. Hij kan nochtans gestanddoening weigeren, voor zover zonder zijn toestemming hetzij de overeengekomen tijdsduur van de huur langer is dan met het plaatselijk gebruik overeenstemt of bedrijfsruimte in de zin van de zesde afdeling van titel 4 van Boek 7 is verhuurd voor een langere tijd dan vijf jaren, hetzij de verpachting is geschied voor een langere duur dan twaalf jaren voor hoeven en zes jaren voor los land, hetzij de verhuring of verpachting is geschied op ongewone voor hem bezwarende voorwaarden.