Verrekenbeding bij onteigening

Wij publiceerden op zaterdag 29 september 2018 op deze website:

Bij ontbinding maatschap heeft de uittredende maat een verrekenbeding laten opnemen: als de maat die het bedrijf gaat voortzetten een perceel verkoopt, dan moet hij de winst op dat perceel delen met de uittredende maat.

Daarna wordt dit perceel door gemeente onteigend. Partijen verschillen van mening of dit “contractsgevolg” een onteigeningsgevolg is. De rechtbankdeskundigen, waaronder René van Hoogmoed, zien de afrekening als onteigeningsgevolg, met inachtneming van het arrest Helmond/van de Biggelaar (HR 17-11-1966; NJ1966, 226). De rechtbank Rotterdam oordeelt in de procedure tussen de (voormalige) maten dat de uittredende maat, ook al is dat voor een onteigening in de overeenkomst niet met zoveel woorden bepaald, wel recht heeft op de helft van de winst.

Rechtbank Rotterdam 05-09/18 inzake gemeente Dordrecht (ECLI:NL:RBROT:2018:7678).

Dit betekent dat de voortzettende maat het bedrag dat hij moet afrekenen met de uitgetreden maat, moet financieren, waarvoor hij in aanmerking komt voor vergoeding van financieringsschade. Gemeente en onteigende wilden zeker weten of de uittredende maat ook in geval van onteigening recht had op uitbetaling van deze meerwaarde, omdat (kort gezegd) onteigening niet gelijk te stellen is met verkoop.

Het Hof oordeelt, gelijk als eerder de rechtbank Rotterdam, dat deze onteigening gelijk te stellen is met verkoop en dat daarom het verrekenbeding wel geldt en er dus met de uittredende maat afgerekend moet worden.

Gerechtshof Den Haag 11-08/20 (ECLI:NL:GHDHA:2020:1577)