Onjuiste planvergelijking

[belanghebbende] is sinds 16 september 1977 eigenaar van de woning op het perceel [locatie 1] te Veghel (hierna: de woning). Hij heeft bij brief van 7 februari 2017 een aanvraag om tegemoetkoming in planschade ingediend. Aan die aanvraag heeft hij ten grondslag gelegd dat de inwerkingtreding op 12 juni 2015 van het bij raadsbesluit van 16 april 2015 vastgestelde bestemmingsplan Buitengebied herziening [locatie 2] (hierna: het derde bestemmingsplan) het mogelijk heeft gemaakt om de afgebrande woonboerderij op het ten zuiden van de woning gelegen plangebied te herbouwen en dat dit tot waardevermindering van de woning heeft geleid. Gemeente vergeleek dit “derde  bestemmingsplan met het oorspronkelijke (“eerste”) bestemmingsplan, vanuit de overweging dat een tussengelegen “tweede” bestemmingsplan niet onherroepelijk geworden was.

ABRS: iet in geschil is dat het tweede bestemmingsplan mede betrekking heeft op het plangebied. Uit de uitspraak van de Afdeling van 5 augustus 2015 (ECLI:NL:RVS:2015:2527) blijkt echter niet dat tegen dit plandeel van het tweede bestemmingsplan beroep is ingesteld. Zonder nadere toelichting, die vooralsnog ontbreekt, valt niet in te zien dat, zoals de rechtbank heeft overwogen, dit plandeel niet onherroepelijk is geworden. Uit het advies van Thorbecke valt dit in ieder geval niet af te leiden. Indien dit plandeel onherroepelijk is geworden, had het college, in het kader van de beoordeling van de aanvraag om tegemoetkoming in planschade, een vergelijking behoren te maken tussen de voor [belanghebbende] meest ongunstige invulling van de planologische mogelijkheden van het plangebied onder het tweede en onder het derde bestemmingsplan. In het advies van Thorbecke is deze vergelijking niet gemaakt. Dat betekent dat het advies op dit onderdeel een gebrek vertoont en dat het college in het besluit van 24 april 2019 onvoldoende heeft gemotiveerd dat [belanghebbende] als gevolg van de inwerkingtreding van het derde bestemmingsplan in een nadeliger planologische positie is komen te verkeren en planschade heeft geleden. Het betoog slaagt; appellant is degene voor wiens rekening de planschade betaling komt.

ABRS 02-09/20 inzake Meierijstad (ECLI:NL:RVS:2020:2098)