Pachtbeëindiging wegens wijziging bestemming (art. 7:370 lid 1 onder e BW)

Gemeente wil pacht beëindigen maar onteigent niet de naastgelegen eigendomsgronden in het plan. Misbruik van bevoegdheid? Het hof oordeelt dat daar geen sprake van is.

De pachtkamer in Zaanstad heeft de vordering van de gemeente om de pachtovereenkomst te beëindigen toegewezen per 31 december 2020. De procedure over de schadeloosstelling loopt nog bij de pachtkamer in Zaanstad.

Art. 7:370 BW: pachtopzegging.

Art. 3:377 BW: algemeen belang

In zijn arresten van 13 december 2016 en 25 april 2017 (Hedwigepolder) heeft het hof de criteria voor ontbinding op basis van artikel 7:377 BW herhaald. Het hof dient te toetsen of de wil ernstig gemeend is, of de verwezenlijking van de bestemming voldoende concreet en uitvoerbaar is en of de verpachter financieel in staat is om de bestemming te realiseren. Deze criteria gelden ook voor een beëindigingsvordering op basis van artikel 7:370 lid 1onder e BW.

De gemeente heeft verklaard dat zij niet tot onteigening zal overgaan. Volgens de gemeente voert zij een passief grondbeleid. Dit betekent dat [appellante] haar eigendom zelfstandig mag ontwikkelen volgens het bestemmingsplan of verkopen met de bestemming wonen. Het hof vermoedt dat dit voor [appellante] tot een hogere opbrengst leidt dan verkoop tegen voortgezet agrarische gebruik, maar (mogelijk) een lagere opbrengst of hogere risico’s dan een onteigening kan leiden. Dat brengt echter niet mee dat de gemeente misbruik maakt van haar bevoegdheid de pachtovereenkomst te willen beëindigen. Een recht op onteigening bestaat niet. In deze procedure ligt die vraag bovendien niet voor. Tot slot is de gemeente wel bereid gebleken de eigendom van [appellante] minnelijk te verwerven.

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 12-05/20 inzake Beverwijk (ECLI:NL:GHARL:2020:3724)