De Afdeling heeft overwogen dat [appellante] ten tijde van de koop van de woning de aard en ernst, de omvang en de duur van de hinder als gevolg van de reconstructiewerkzaamheden aan de A9 Gaasperdammerweg op basis van de startnotitie niet in volle omvang kon voorzien. In het advies van de adviescommissie is ten onrechte geen onderscheid gemaakt tussen de voorzienbaarheid van het project en de voorzienbaarheid van de mate en ernst van de hinder die van de realisering van het project zou kunnen worden ondervonden. De minister mocht dit advies daarom niet aan het besluit van 2 augustus 2018 ten grondslag leggen.
Het vervolg: de schade wegens gederfd woongenot met toepassing van de huurwaardemethode is vastgesteld op € 12.950,00, na aftrek wegens het normale maatschappelijke risico een te vergoeden bedrag van € 2.600,00 overblijft en dat 50 procent van de overlast voorzienbaar was, zodat een tegemoetkoming in de helft van dat bedrag resteert.
ABRS 20-05/20 inzake minister I&W (ECLI:NL:RVS:2020:1253)