North Sea Port stelt schade te lijden, omdat door wijzigingsbesluit een perceel niet meer ontwikkeld kan worden.
De minister is in de besluitvorming in het geheel niet ingegaan op het beroep van North Sea Port op artikel 1 van het EP. Gelet op het hiervoor overwogene in 7.4, 7.5 en 7.6 had de minister moeten beoordelen of er een ‘fair balance’ is getroffen tussen het algemeen belang enerzijds en de bescherming van individuele rechten, in dit geval van North Sea Port, anderzijds. In dat kader had de minister moeten ingaan op het betoog van North Sea Port, dat op haar een individuele buitensporige last rust en moeten ingaan op haar standpunt, dat de schade in dit geval rechtstreeks voortvloeit uit het wijzigingsbesluit en dat het aanvragen van een vergunning bij voorbaat kansloos is, in verband waarmee er geen belangstellende bedrijven meer zouden zijn en het wijzigingsbesluit dus met zich zou brengen dat van haar, ook vanwege de kosten van een vergunningaanvraag, redelijkerwijs niet kan worden gevergd dat zij daartoe overgaat.
ABRS 29-04/20 inzake minister LNV (ECLI:NL:RVS:2020:1166)