Behoudens in geschillen waar de wet anders bepaalt, kunnen ook na afloop van de beroepstermijn en, indien die termijn is gegeven, na de termijn als bedoeld in artikel 6:6 van de Algemene wet bestuursrecht, nieuwe gronden worden ingediend, zij het dat die mogelijkheid wordt begrensd door de goede procesorde. Voor het antwoord op de vraag of de goede procesorde zich daartegen verzet, is in het algemeen bepalend een afweging van de proceseconomie, de reden waarom de desbetreffende beroepsgrond pas in een laat stadium is aangevoerd, de mogelijkheid voor de andere partijen om adequaat op die beroepsgrond te reageren en de processuele belangen van de partijen over en weer.
De door [appellante] aangevoerde grond is niet opgenomen in haar hoger beroepschrift, waardoor het college zich hierop niet heeft kunnen voorbereiden en er niet adequaat op heeft kunnen reageren. Voorts zijn geen feiten of omstandigheden aangevoerd op grond waarvan moet worden geoordeeld dat het voor [appellante] redelijkerwijs niet mogelijk was deze beroepsgrond eerder in hoger beroep aan te voeren. De Afdeling laat deze beroepsgrond daarom buiten beschouwing.
ABRS 05-01/20 inzake Lansingerland (ECLI:NL:RVS:2020:357)