Uit de planregels vloeit aldus voort dat in het bijbouwvlak een bijgebouw van ten hoogste één bouwlaag mocht worden gebouwd, waarbij die bouwlaag qua hoogte diende aan te sluiten op de hoogte van de onderste bouwlaag van het hoofdgebouw. Voorts valt uit de planregels af te leiden dat de hoogte van een bouwlaag van een hoofdgebouw maximaal 3,20 meter mocht bedragen. Dit betekent dat een bijgebouw in het bijbouwvlak een maximale goothoogte van 3,20 meter mocht hebben en dat, nu de kap daarvan maximaal 60° mocht bedragen, de rechtbank terecht heeft overwogen dat een bijbehorende nokhoogte van 13,5 meter, gelet op het maximaal toegestane oppervlak van 70 m2, niet mogelijk was.
ABRS 22-01/20 inzake Beekdaelen (ECLI:NL:RVS:2020:200)
Noot: zie ABRS 13-06/18 inzake Haaksbergen (ECLI:NL:RVS:2018:1929). in de uitspraak 30-03-2005 ging het om een agrarisch hulpgebouw dat kon worden opgericht met een maximale oppervlakte van 50 vierkante meter en geen eisen waren gesteld aan de situering en hoogte ervan, zodat het gebouw ingevolge de in de Bouwverordening opgenomen begrenzingen een maximale hoogte van 15 meter kon hebben.
Zie ook ABRS 01-02-2012 inzake gemeente Hof van Twente (Goor): Een autobox is – gelet op de omschrijving die daaraan volgens “Van Dale Groot woordenboek van de Nederlandse taal” in het algemeen spraakgebruik wordt gegeven – primair bedoeld voor het stallen van één auto of ander voertuig. Dat betekent dat, hoewel opslag van goederen in een autobox op zich mogelijk is, uitgesloten is dat op basis van een geldende bestemming “Autoboxen” vergunning zou kunnen worden verleend voor het bouwen van een bouwwerk met een zodanige vorm en afmetingen, te weten een oppervlakte van 20 m2, een goothoogte van 3 meter en een nokhoogte van 15 meter, dat niet langer kan worden staande gehouden dat de functie van stalling voor een voertuig voorop staat. In de planvergelijking had daar dan ook niet van mogen worden uitgegaan.