WOZ. Mogelijke sloopplannen na aankoop van onroerende zaak in aardbevingsgebied hebben geen verandering in waarde tot gevolg gehad, zodat artikel 18, derde lid, onder c, van de Wet WOZ niet van toepassing is. Beroep ongegrond.
In januari 2018 wordt bekend dat de [type 2] , waaronder eisers woning, niet zullen worden verstevigd, maar zullen worden vervangen (gesloopt).
Eiser heeft – samengevat – aangevoerd dat de waarde van de onroerende zaak lager moet zijn omdat na aankoop, in 2017, bekend werd dat de woning mogelijk gesloopt zou worden.
Verweerder heeft – samengevat – aangevoerd dat het eigen aankoopcijfer van eiser als belangrijkste onderbouwing is gebruikt voor de onderhavige WOZ-waardering. Het bekend worden van de sloopplannen in 2017 leidt er volgens verweerder niet toe dat de waarde te hoog is bepaald. Verweerder wijst er op dat verkopen van vergelijkbare panden na het bekend worden van de sloopplannen geen extreme waardedaling laten zien. Ter onderbouwing van door hem bepleite waarde verwijst verweerder naar een door hem – bij het verweerschrift – overgelegde waardematrix.
Nu tussen partijen niet in geschil is dat de eigen aankoop in beginsel leidend is en dicht genoeg bij de waardepeildatum is gelegen, ligt enkel ter toetsing voor of verweerder met de verkopen van de door hem aangevoerde referentieobjecten aannemelijk heeft gemaakt dat de er na het bekend worden van de mogelijke sloopplannen in juni 2017 (in het jaar voorafgaande aan het begin van het kalenderjaar waarvoor de waarde wordt vastgesteld) sprake is geweest van een waardedaling. Dit houdt in dat de rechtbank zich zal beperken tot de verkopen van referentieobjecten die na het bekendmaken van de sloopplannen zijn verkocht, omdat bij de verkoop van die panden bekend was dat die mogelijk ook gesloopt zouden gaan worden.
7. Naar het oordeel van de rechtbank is verweerder, gelet op de door hem overgelegde waardematrix en zijn toelichting ter zitting, in de op hem rustende bewijslast geslaagd dat de onderhavige WOZ-waarde, die met name is gebaseerd op de eigen aankoop, niet te hoog is vastgesteld. Verweerder: heffingsambtenaar Noordelijke Belastingkamer.
Rechtbank Noord-Nederland 31-10/19 (ECLI:NL:RBNNE:2019:4417)