RWS mag gebruik maken van “huistaxateur” voor schadebeoordeling

Verwijt dat schadebeoordelingscommissie gebruik maakt van “huistaxateur” van RWS niet gehonoreerd, maar wel dat niet gewogen is forse WOZ-verlaging

Volgens vaste rechtspraak (zie overweging 8.3 van de overzichtsuitspraak van de Afdeling van 28 september 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2582) mag een bestuursorgaan, indien in een advies van een door een bestuursorgaan benoemde onafhankelijke en onpartijdige deskundige op objectieve wijze verslag is gedaan van het door deze deskundige verrichte onderzoek en daarin op inzichtelijke wijze is uitgelegd welke feiten en omstandigheden aan de conclusies ervan ten grondslag zijn gelegd en deze conclusies niet onbegrijpelijk zijn, bij het nemen van een besluit op een verzoek om tegemoetkoming in planschade van dat advies uitgaan, tenzij concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de juistheid of volledigheid ervan naar voren zijn gebracht. Dit uitgangspunt geldt ook voor het besluit op het verzoek om nadeelcompensatie van [appellant].

ABRS Ook overigens heeft de Afdeling geen aanknopingspunten voor het oordeel dat Van der Vleuten zich in deze zaak niet onafhankelijk en onpartijdig heeft opgesteld. De minister heeft daarnaast terecht geen reden gezien voor twijfel aan de deskundigheid van deze door de commissie ingeschakelde taxateur als zodanig. De enkele omstandigheid dat een taxateur niet in een plaats is gevestigd waar het te taxeren object zich bevindt, betekent niet dat die taxateur niet over de benodigde deskundigheid beschikt om de taxatie uit te voeren (zie de uitspraak van de Afdeling van 4 mei 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1205, onder 8.3). Aan de door een privaatrechtelijke stichting vastgestelde Regeling Werkgebied Taxateur komt hier geen betekenis toe.

Afdeling niet overtuigt, ook indien zij uitgaat van het gegeven dat de verlaging van de Woz-waarde per 1 januari 2014 heeft plaatsgevonden op grond van een persoonlijke aanname van de Woz-taxateur. Daarbij acht de Afdeling van belang dat ook een Woz-taxateur, evenals de taxateur Van der Vleuten, in beginsel geacht mag worden te beschikken over voldoende marktkennis en ervaring om tot een redelijke inschatting van de Woz-waarde te komen en dat in dit geval niet is gebleken dat de aanzienlijke verlaging van de Woz-waarde per 1 januari 2014 verband heeft gehouden met andere factoren dan de ingebruikname van de A4 in 2014. Daarnaast hecht de Afdeling betekenis aan de ontwikkeling van de Woz-waarden op de Woz-peildata 1 januari 2015 en 1 januari 2016. Die waarden worden genoemd in paragraaf 7.4 van het advies van de commissie en zijn gepubliceerd op de website www.wozwaardeloket.nl. [appellant] heeft ter zitting onvoldoende weersproken betoogd dat de ten opzichte van de verlaging van de Woz-waarde per 1 oktober 2014 relatief ondergeschikte wijzigingen van die waarde in de daaropvolgende twee jaren het gevolg waren van de markttransacties die in die twee opvolgende jaren hebben plaatsgevonden. De ontwikkeling van de Woz-waarde na 1 januari 2014 bevestigt aldus de juistheid van de eerdere aanname van de Woz-taxateur dat de ingebruikname van de A4 in 2014 heeft geleid tot een aanzienlijke waardedaling van het object, met een bedrag in een orde van grootte van € 150.000,00. De Afdeling is van oordeel dat daarmee aannemelijk is dat er vanaf de ingebruikname van de A4 in 2014 een substantiële en structurele verlaging van de Woz-waarde heeft plaatsgevonden. Gelet hierop is de Afdeling van oordeel dat de verlaging van de Woz-waarde in dit geval een concreet aanknopingspunt oplevert voor twijfel aan de juistheid van de planschadetaxatie en het advies van de commissie.

ABRS 16-10/19 inzake minister I& W A4 (ECLI:NL:RVS:2019:3508)

Noot: Bij het vaststellen van de WOZ-waarden wordt niet, zoals bij het maken van een planologische vergelijking, gekeken naar de maximale invulling van het planologische regime, maar is vooral de feitelijke situatie bepalend. Dit neemt evenwel niet weg dat onder omstandigheden een nadere motivering kan worden verlangd voor het verschil tussen de in het kader van de planologische schade en de in het kader van de WOZ vastgestelde waardebepalingen. Zie onder 4.7 van de overzichtsuitspraak van de Afdeling van 28 september 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2582. In deze zaak relateert de Afdeling de lagere WOZ-beschikking direct aan planologische mutatie.