Geen passieve risicoaanvaarding vanwege met de gemeente gevoerde onderhandelingen

Vervolgens ligt de vraag voor of het college [appellant] terecht heeft tegengeworpen dat hij in de periode van 17 oktober 2001 tot de terinzagelegging van het ontwerp van het nieuwe bestemmingsplan in mei 2007 geen concrete pogingen tot realisering van de onder het Uitbreidingsplan bestaande bouwmogelijkheden heeft ondernomen. [appellant] heeft in 2001 een aanvraag om een bouwvergunning voor een woning op de tuingronden van het perceel Grotestraat 221-223 aan de zijde van de Winterdijk bij het college ingediend. Op verzoek van de gemeente heeft hij die aanvraag ingetrokken. De gemeente had daarom verzocht, omdat zij andere plannen voor het gebied had. De gemeente had de wens om een looproute van het parkeerterrein aan de Taxandriaweg naar het (winkel)centrum van Waalwijk over de gronden van [appellant] te creëren. Hiervoor zou onder meer gebruik worden gemaakt van de steeg tussen de panden Grotestraat 225-227 en 229-229A die in feite al werd gebruikt als passage naar het centrum. In dit verband wenste de gemeente ook een andere invulling van het braakliggende terrein aan de Winterdijk. De gemeente wilde commerciële ruimten en appartementen op de tuingronden op het achterste gedeelte van de percelen Grotestraat 221-223 en 225-227.

Met het oog op voormelde plannen waren [appellant] en de gemeente na 2001 in overleg getreden over de verkoop aan de gemeente van de gronden die nodig waren voor de looproute. Ook gingen zij met elkaar in overleg over de stedenbouwkundige invulling van de tuingronden van de percelen 221-223 en 225-227, waarbij verschillende bebouwingsvarianten zijn besproken. Vervolgens gingen de gesprekken tussen [appellant] en de gemeente vanaf 2007 ook over de verkoop van de tuingronden aan de gemeente.

Uit het voorgaande volgt dat tijdens de benuttingsperiode sprake was van een voortdurend proces van overleg en onderhandelingen tussen [appellant] en de gemeente waarbij de gemeente tot aan het einde van de benuttingsperiode serieuze en concrete plannen had voor de percelen van [appellant], inclusief de tuingronden van het perceel 221-223, en zelfs tot aankoop ervan wilde overgaan. Anders dan de rechtbank, is de Afdeling van oordeel dat onder deze omstandigheden van [appellant], als een redelijk denkende en handelende eigenaar, niet kon worden verlangd dat hij in de benuttingsperiode concrete pogingen ondernam tot realisering van de bouwmogelijkheden op de tuingronden van Grotestraat 221-223 die in het nieuwe bestemmingsplan zijn komen te vervallen.

Gelet op het voorgaande heeft het college zich, in navolging van de SAOZ, ten onrechte op het standpunt gesteld dat [appellant] de schade als gevolg van het verlies aan bouwmogelijkheden op het gedeelte van het perceel Grotestraat 221-223 aan de zijde van de Winterdijk passief heeft aanvaard en dat de geleden planschade daarom volledig voor zijn rekening dient te blijven.

ABRS 27-03/19 inzake Waalwijk (ECLI:NL:RVS:2019:939)

Noot: als het initiatief tot onderhandelen bij de gelaedeerde lag, kan de uitkomst anders zijn. Vergelijk ABRS 10-07/02 Doorn/Stamerbos (BR 2003 blz. 37):  Door gevoerde onderhandelingen met gemeente over mate en vorm woningbouw heeft deze professionele ontwikkelaar risico gelopen dat de –oorspronkelijke– woonbestemming geheel zou verdwijnen (passief).