In de overzichtsuitspraak van 28 september 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:2582) heeft de Afdeling onder 5.41, 5.44 en 5.46 het volgende overwogen.
Tegemoetkoming in planschade kan in voorkomende gevallen bestaan uit compensatie in natura, in welk geval schadevergoeding in geld achterwege kan blijven, omdat tegemoetkoming in de schade anderszins is verzekerd. De voorkeur van degene die schade lijdt voor een bepaalde wijze van compenseren is daarbij niet doorslaggevend. Het bestuursorgaan mag bij het tegemoetkomen in de schade uitgaan van de wijze van compenseren die de laagste kosten met zich brengt.
Compensatie in natura kan bij planschade in de vorm van waardevermindering van de onroerende zaak van de aanvrager ten gevolge van een wijziging van het planologische regime (de zogenoemde directe planschade) onder meer bestaan uit een herstel van de door een wijziging van het planologische regime weggevallen bouwmogelijkheid. In dat geval kan tegemoetkoming in geld achterwege blijven omdat de (tegemoetkoming in) schade anderszins is verzekerd.
Tegemoetkoming in schade door compensatie in natura is niet voldoende anderszins verzekerd, wanneer deze afhankelijk is van een toekomstige, onzekere gebeurtenis.
20.2. Ter zitting heeft het college desgevraagd meegedeeld dat het nog geen overleg met de gemeenteraad heeft gevoerd over herbestemming van perceel III voor bedrijfsdoeleinden ter compensatie in natura van de planschade die Delta ten gevolge van het bestemmingsplan “Kagerweg” lijdt. Het college deelde verder mee dat het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland in antwoord op een brief van het college van 17 oktober 2018 per e-mail heeft meegedeeld, dat indien een door Delta in te dienen bouwplan past binnen het provinciale beleid voor de Stelling van Amsterdam, het college van gedeputeerde staten welwillend over een oplossing wil meedenken. Volgens het college was de provincie Noord-Holland tot voor kort niet bereid mee te werken aan een herbestemming van perceel III, terwijl die medewerking voor de herbestemming nodig is.
20.3. Gezien het hiervoor vermelde standpunt van het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland bestond op de peildatum 21 februari 2014 en ten tijde van het besluit van 20 september 2017 geen concreet zicht op herbestemming van perceel III voor bedrijfsdoeleinden. De door het college voorgestane compensatie in natura was daarmee ten tijde van dat besluit afhankelijk van een toekomstige, onzekere gebeurtenis. De planschade van Delta was daarom ten tijde van het besluit van 20 september 2017 door de compensatie in natura die het college voorstaat niet anderszins verzekerd. Het college had daarom bij het besluit van 20 september 2017 aan Delta een tegemoetkoming in geld voor de geleden planschade moeten toekennen. Het college heeft dit ten onrechte niet gedaan.
ABRS 13-02/19 inzake Beverwijk/Delta (ECLI:NL:RVS:2019:421)
Noot: herstel in natura door intrekken nieuwe bestemmingsplan kan niet; uitspraak van ABRS 06-06/18 inzake Limburg/V-snaar Projecten B.V. (ECLI:NL:RVS:2018:1848):
Met het onherroepelijk worden van dat nieuwe planologische regime was het oude regime namelijk komen te vervallen en bestaat het niet meer. Anders ligt dit bij een vernietiging door de Afdeling van een nog niet onherroepelijk geworden bestemmings- of inpassingsplan, in welk geval betrokkenen er op bedacht dienen te zijn dat het oude planologische regime nog kan herleven.”
Vast staat dat het bestemmingsplan “Kagerweg” ten tijde van het besluit van 20 september 2017 onherroepelijk was. Dit betekent dat een besluit van de gemeenteraad, inhoudende dat het besluit waarbij het bestemmingsplan “Kagerweg” is vastgesteld, wordt ingetrokken voor perceel III niet tot gevolg heeft dat de uit te werken bestemming “Bedrijfsdoeleinden I” van het bestemmingsplan “Beverwijk Oost 1985” op perceel III herleeft. De planschade van Delta wordt door intrekking dus niet in natura gecompenseerd. Het college heeft dit ten onrechte niet onderkend.