Rechtsgeldige opzegging duurovereenkomst, gewijzigde rolverdeling overheid – nutsbedrijven, geen zwaarwegende grond voor opzegging nodig.
Het gaat hier om de opzegging van duurovereenkomsten die voor onbepaalde tijd zijn aangegaan. In dit verband verdient opmerking dat een voor onbepaalde tijd gesloten duurovereenkomst in beginsel opzegbaar is, ook indien wet en die overeenkomst niet voorzien in een regeling van de opzegging (HR 28 oktober 2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ9854, NJ 2012/685 en HR 4 juni 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ4163, NJ 2013/341). Dit neemt niet weg dat een voor onbepaalde tijd gesloten duurovereenkomst naar de bedoeling van partijen niet-opzegbaar kan zijn, met dien verstande dat de wederpartij van degene die zich op de niet-opzegbaarheid beroept, onder omstandigheden daartegen een beroep kan doen op, kort gezegd, de art. 6:248 lid 2 BW en 6:258 BW. Voorts verdient opmerking dat op degene die betoogt dat een zodanige overeenkomst niet opzegbaar is, de stelplicht en bewijslast ter zake rusten. Voor die stelplicht en bewijslast gelden geen verzwaarde eisen.
Het blijkt niet dat het de bedoeling van partijen is geweest dat de Overeenkomsten niet opzegbaar zouden zijn. De conclusie is dan ook dat de Overeenkomsten opzegbaar zijn.
Vervolgens komt de vraag aan de orde of de eisen van redelijkheid en billijkheid in verband met de aard en inhoud van de overeenkomst en de omstandigheden van het geval meebrengen dat opzegging slechts mogelijk is indien een voldoende zwaarwegende grond voor de opzegging bestaat.
Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 08-01/19 inzake gemeente Veghle e.a. (ECLI:NL:GHSHE:2019:49)