Met een uitvoerige verwijzing naar de memorie van toelichting op het huidige artikel 7.16 Waterwet en het doel van de voorrangsregeling van artikel 7:16 Waterwet legt de Afdeling uit dat artikel 7.16 een voorrangsregeling bevat die inhoudt dat indien een belanghebbende een schadevergoeding als bedoeld in artikel 7.14, eerste lid, vraagt of kan vragen, afdeling 6.1 van de Wro niet van toepassing is.
Voor wat betreft NMR kan uit geschiedenis totstandkoming waterwet naar oordeel Afdeling niet worden afgeleid dat bij de directe planschade als gevolg van de bestemming van de gronden tot tijdelijk waterbergingsgebied, in afwijking van artikel 6.2, eerste lid, van de Wro, geen aftrek wegens het normaal maatschappelijk risico mag worden toegepast. De gedoogplichten kunnen leiden tot feitelijke aantasting van onroerende zaken en kunnen niet op één lijn worden gesteld met de in artikel 6.1 , tweede lid, van de Wro vermelde planologische besluiten die tot planschade kunnen leiden.
Bestemming tijdelijke waterberging is normale maatschappelijke ontwikkeling, onder meer omdat de gronden laag zijn gelegen en nabij een watergang.
ABRS 26-09/18 inzake Leusden (ECLI:NL:RVS:2018:3120).