De rechtbank heeft terecht overwogen dat de omstandigheid dat zich al een agrarische bedrijfswoning op het betreffende perceel bevond niet maakt dat met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid kon worden uitgesloten dat op de plek waar volgens het vrijstellingsbesluit een burgerwoning kan worden gerealiseerd een agrarische bedrijfswoning zou worden gerealiseerd. Het was onder het oude planologische regime immers mogelijk dat de eigenaar van het perceel aan [locatie 3] tot sloop van de bestaande agrarische bedrijfswoning zou overgaan en nieuwbouw zou realiseren. Bruggeman heeft deze mogelijkheid dan ook terecht bij de planvergelijking betrokken. Met de rechtbank ziet de Afdeling niet dat het realiseren van een burgerwoning van invloed is op de situeringswaarde van een agrarische bedrijfswoning.
ABRS 25-07/18 inzake Weert (ECLI:NL:RVS:2018:2520).
Noot: zie overzichtsuitspraak planschade ABRS 28-09/16 inzake Zutphen (ECLI:NL:RVS:2016:2582) overweging 2.2 en O&A 2018 afl 2: de meest ongunstige invulling kan voor de ene schadefactor (bijvoorbeeld privacy verlies) een andere zijn dan voor een andere schadefactor (bijvoorbeeld uitzicht verlies). Maar het kan niet zo zijn dat per planologische invulling “selectief gewinkeld” wordt: dus niet voor geluidshinder uitgaan van een scherm van 10 meter en voor uitzicht van een scherm van 2 meter.