Zie ABRS 14-02/18 inzake Leusden (ECLI:NL:RVS:2018:480):
Positie hypotheekhouder in administratieve fase onteigening.
Aan de orde is de vraag of de hypotheekhouder in de administratieve fase (art. 3 lid 2) van de onteigeningsprocedure moet worden aangemerkt als belanghebbende. Gelet op de bijzondere positie die de hypotheekhouder in de gerechtelijke fase (art. 18 lid 4 –contra lid 3– en art. 43 lid 1) van de onteigeningsprocedure is toegekend is het hof van oordeel dat de hypotheekhouder een onvoldoende belang heeft om in de administratieve fase als derde belanghebbende te kunnen worden aangemerkt. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 05-08/14 inzake Leusden (ECLI:NL:GHARL:2014:6234).
Idem HR 27-11/15 inzake Leusden TBR 2016 bl. 384 (ECLI:NL:HR:2015:3422).
Vonnis 14 augustus 2013 Rechtbank Midden-Nederland luidde anders en veroorzaakte daarmee vertraging in de onteigeningsprocedure: Naar het oordeel van de rechtbank had de Kroon [geïntimeerde 3] als hypotheekhouder persoonlijk in kennis moeten stellen van het ontwerpbesluit tot aanwijzing ter onteigening. Aangezien dat volgens de rechtbank niet op de voorgeschreven wijze is gebeurd, is [geïntimeerde 3] door een gebrek in de procedure van totstandkoming van het besluit tot onteigening in zijn belang geschaad.
Het hof vindt voor zijn oordeel ook steun in het arrest van de Hoge Raad van 12-07/13 (ECLI:NL:HR:2013:BZ6532).
TBR 2014 bl. 879, met noot Bas ten Kate