De raad heeft ter zitting toegelicht hoe de waarde van de woning van [appellant] is bepaald. op ongeveer € 440.000,00 zonder afkoop van de erfpacht die op de grond rust.
Ter zitting heeft de raad verder gesteld dat de kosten voor het zichtscherm ongeveer € 9.000,00 bedragen. Hij heeft toegelicht dat deze kosten zijn berekend met behulp van de Standaardsystematiek voor Kostenramingen (SSK) van CROW. Volgens die systematiek bedragen de kosten € 500,00 per meter. De raad heeft daarnaast € 3.500,00 gerekend voor de inpassing van het scherm in de omgeving, onder meer door beplanting.
De Afdeling overweegt dat er van kan worden uitgegaan dat de kosten van verwerving veel hoger zijn dan de kosten van het scherm. Dit geldt ook in het geval dat het perceel bij een eventuele herbestemming nog een restwaarde heeft. De methoden waarmee de raad de waarde van de woning van [appellant] en de kosten van het zichtscherm heeft bepaald, komen de Afdeling niet onjuist voor.
Gelet op het grote verschil in kosten tussen verwerving van de woning – ook in geval van een restwaarde bij toekenning van een andere functie – en de plaatsing van een zichtscherm heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat verwerving van de woning geen alternatief is voor de plaatsing van het scherm. Daarbij heeft de raad ook gewicht mogen toekennen aan de mogelijke precedentwerking die van verwerving zou uitgaan.
ABRS 14-02/18 inzake Westland (ECLI:NL:RVS:2018:502).
Noot: belangwekkend voor bijvoorbeeld een afweging dat bij wegaanleg vanwege doelmatigheidsprincipe Wet Geluidhinder voor slechts één woning geen geluidswal of -scherm geplaatst wordt. Welke rol spelen dan de door de overheid vanwege die doelmatigheid te besparen kosten op de waardevermindering (art. 41 Ow) dan wel toch uitkoop van die woning? In onze praktijk lijkt zo’n casus te spelen.