Ten aanzien van het primaire standpunt van verweerder (de gemeente), dat de overgelegde machtiging niet voldoende is omdat daarop een originele, fysieke handtekening ontbreekt, overweegt de rechtbank als volgt.
De feiten in de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 11 december 2013 (ECLI:NL:RVS:2013:2374), waarop verweerder zich heeft beroepen, verschillen wezenlijk van de feiten waarvan hier sprake is. In die uitspraak was sprake van ondertekening van een beroepschrift door middel van een digitale autorisatiecode. Het gebruik maken van een dergelijke autorisatiecode kan niet worden aangemerkt als het ‘ondertekenen’ van een beroepschrift.
Dat, zoals hier, onder een door de rechtbank ontvangen beroepschrift een ingescande handtekening is geplaatst, kan hiermee niet op een lijn worden gesteld. Dat de handtekening is ingescand doet er niet aan af dat deze wel op enig moment fysiek geplaatst is. Zoals blijkt uit de uitspraak van de Afdeling van 11 januari 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:58), is het enkele feit dat een gefaxte handtekening minder duidelijk is dan een originele handtekening onvoldoende om te twijfelen aan de authenticiteit van een dergelijke handtekening. In dit geval is niet gebleken dat sprake is van bijzondere omstandigheden op grond waarvan moet worden getwijfeld aan de authenticiteit van de ingescande handtekening.
Rechtbank Overijssel 18-12/17 inzake Deventer (ECLI:NL:RBOVE:2017:4660).