Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen, bijvoorbeeld in haar uitspraak van 9 september 2015 (ECLI:NL:RVS:2015:2828), is inbreiding van een woning in een bestaande woonkern in beginsel een normale maatschappelijke ontwikkeling, die zich voordoet in veel centra van steden en dorpen in Nederland. Dat betekent op zichzelf echter nog niet dat de planologische ontwikkeling ook in de lijn der verwachtingen lag. Vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 29 oktober 2014 (ECLI:NL:RVS:2014:3851).
4.5. Vaststaat dat de woning in de tweede lijn van bebouwing is komen te liggen door de nieuwbouw in het plangebied. Of, zoals [appellante] heeft aangevoerd, dit met zich brengt dat de ontwikkeling in strijd met het destijds gevoerde ruimtelijke beleid is, is niet van belang. Niet in geschil is immers dat de ontwikkeling hoe dan ook niet binnen dat beleid past.
Dat betekent echter nog niet dat de ontwikkeling in het geheel niet in de lijn der verwachtingen lag. In dit verband komt tevens betekenis toe aan het antwoord op de vraag of de ontwikkeling naar haar aard en omvang binnen de ruimtelijke structuur van de omgeving past. Niet in geschil is dat Tog terecht een bevestigend antwoord op die vraag heeft gegeven. Dat rechtvaardigt de conclusie dat het college, bij het vaststellen van de tegemoetkoming in planschade, niet was gehouden te volstaan met aftrek van het wettelijk forfait. In het betoog van [appellante] is derhalve geen grond te vinden voor het oordeel dat het college in dit geval niet in redelijkheid een hogere drempel, gelijk aan drie procent van de waarde van de woning onmiddellijk vóór de inwerkingtreding van het nieuwe bestemmingsplan, heeft kunnen toepassen.
ABRS 23-08/17 inzake Best (ECLI:NL:RVS:2017:2248).
Noot: interessant is de vraag wat de Afdeling had geoordeeld als Tog gerekend had met 4 of 5% normaal maatschappelijk risico, omdat het een inbreiding betrof.