Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 13 augustus 2014, ECLI:NL:RVS:2014:3022), volgt uit artikel 6.1.3.4, tweede lid, van het Bro, dat voor- en nadelen die een planologische wijziging met zich brengt voor het vaststellen van de te vergoeden planschade met elkaar mogen worden verrekend.
De Afdeling stelt, in navolging van de rechtbank, vast dat de SAOZ het nadeel ten aanzien van de in het bestemmingsplan opgenomen hogere goot- en nokhoogte (van 8,1 m respectievelijk 12,5 m naar 11 m respectievelijk 15 m) heeft verrekend met het voordeel ten aanzien van de afname van de in het bestemmingsplan opgenomen bouwdiepte (van 20,95 m naar 15 m).
4.4. Ter zitting bij de Afdeling heeft de gemachtigde van het college desgevraagd toegelicht dat de planwetgever ervoor heeft gekozen om in het nieuwe bestemmingsplan op gronden, ter hoogte van het perceel [locatie B] en de naastgelegen percelen, één bouwvlak op te nemen, met een bouwdiepte van maximaal 15 m. Zij heeft bevestigd dat er geen beoordeling heeft plaatsgevonden op perceelsniveau en dat evenmin is onderzocht of de bouwdiepte van maximaal 15 m in overeenstemming is geweest met de werkelijke bouwdiepte.
Ten tijde van het nemen van het vaststellingsbesluit op 8 december 2008 bestond niet het voornemen om binnen de planperiode een einde te maken aan de met het nieuwe bestemmingsplan strijdige bouwdiepte van 20,95 m. Zij heeft verklaard dat evenmin ervan werd uitgegaan dat de eigenaar van het perceel [locatie B] de bebouwing, voor zover deze dieper is dan in het bestemmingsplan is opgenomen, binnen de planperiode zou gaan afbreken. Gelet hierop bestond, zoals ook de gemachtigde ter zitting heeft bevestigd, ten tijde van de vaststelling van het nieuwe bestemmingsplan niet de gerechtvaardigde verwachting dat de met het nieuwe bestemmingsplan strijdige situatie zou worden opgeheven.
Onder deze omstandigheden is de Afdeling van oordeel dat het college, onder verwijzing naar het herziene advies van de SAOZ, in redelijkheid niet de afname van de bouwdiepte van 20,95 m naar 15 m mocht aanmerken als een voordeel. Dientengevolge heeft het college, onder verwijzing naar dit advies, de afgenomen bouwdiepte niet mogen verrekenen met de toegenomen goot- en nokhoogte. De rechtbank heeft dit niet onderkend.
ABRS 19-07/17 inzake Medemblik (ECLI:NL:RVS:2017:1968).
Noot: planologisch was er dan wel een voordeel dat voor verrekening in aanmerking kwam, namelijk de geringere bouwdiepte, maar evident was dat de feitelijke grotere bouwdiepte gewoon gehandhaafd zou blijven. Goed dat de Afdeling hier ingrijpt, want anders zouden gemeenten puur theoretische voordelen in hun planvorming kunnen meenemen om die te verrekenen met planologische nadelen.
Toevoeging Philip Reinders Folmer: Weer werk voor een onafhankelijke deskundige.