Samenloop nadeelcompensatie en onrechtmatige hinder door overheidswerk

De rechtbank verwerpt het verweer van de Staat dat [eiser] niet-ontvankelijk moet worden verklaard. [eiser] heeft ter comparitie verklaard dat hij zijn vorderingen baseert op de artikelen 6:174 (aansprakelijkheid voor opstallen) en 6:162 BW (doorlopende hinder). De leer van de formele rechtskracht staat derhalve niet aan ontvankelijkheid in de weg. Ook vallen de vorderingen niet onder de compensatie die [eiser] in het kader van de Regeling Nadeelcompensatie Verkeer en Waterstaat 1999 heeft ontvangen. Het gaat immers om schade aan de woning wegens onrechtmatig handelen, die in de betreffende regeling uitdrukkelijk wordt uitgesloten (zie 2.14), of om schade die na het treffen van de regeling zou zijn ontstaan. Voor zover de vorderingen betrekking hebben op schade wegens geluidsoverlast en fijnstof, heeft [eiser] verklaard dat het gaat om de hinder die het gevolg is van de aanwezigheid van de Westrandweg, en niet om de tijdelijke hinder die hij tijdens de aanleg ervan heeft ondervonden en waarvoor hij reeds compensatie heeft ontvangen.

De vordering van [eiser] ter zake schade aan zijn woning valt uiteen in schade als gevolg van trillingen en in schade als gevolg van microtrillingen (renovatiekosten)

Bij trillingen gaat het om de causaliteit, waarbij  [eiser] , [A] ten onrechte niet heeft meegewogen dat voorafgaand aan de aanleg van de Westrandweg in de woning van [eiser] al sprake was van gebreken op basis van normale veroudering

De schade wegens microtrillingen heeft [eiser] , tegenover de betwisting door de Staat en door Westpoort, onvoldoende onderbouwd en zal deze worden afgewezen.

Openstelling van de Westrandweg heeft plaatsgevonden op grond van een onherroepelijk geworden tracébesluit, zodat van de rechtmatigheid daarvan moet worden uitgegaan. [eiser] heeft ook niet gesteld dat de openstelling van de Westrandweg als zodanig onrechtmatig is. Hij heeft evenmin onderbouwd waarom de Staat aansprakelijk moet worden geacht voor een eventuele overschrijding van de maximumsnelheid door gebruikers van de Westrandweg of voor uitstoot van fijnstof van de motorrijtuigen van die weggebruikers. Tot slot wordt uit de stellingen van [eiser] niet duidelijk welke schade hij als gevolg van de gestelde onrechtmatige gedragingen precies heeft geleden en in hoeverre hij deze schade pas na de toekenning van de nadeelcompensatie heeft geleden. In het toen, tegen finale kwijting, uitgekeerde bedrag was immers al de waardedaling van zijn woning door hinder betrokken en was bovendien een bedrag voorzien in verband met gevelisolatie.

Rechtbank Den Haag 12-07/17 inzake Staat/Tweede Coentunnel (ECLI:NL:RBDHA:2017:7424).

Noot: een voor een gelaedeerde best lastig onderscheid tussen rechtmatig overheidshandelen, te beoordelen via de weg van Nadeelcompensatie, en onrechtmatige overheidsdaad.