Uit het tracébesluit valt derhalve niet af te leiden dat de Hendrik Algraweg in planologische zin in zijn geheel uit de wegenstructuur wordt verwijderd. De minister stelt zich dan ook terecht op het standpunt dat in het tracébesluit niet is bepaald dat de Hendrik Algraweg wordt afgesloten. De Afdeling heeft, gelet daarop, teveel gewicht toegekend aan de omstandigheid dat de minister ter zitting de stelling van [appellante A] en anderen niet heeft weersproken. De Afdeling heeft evenwel haar oordeel dat de minister ontoereikend heeft gemotiveerd dat de schade, voor zover die verband houdt met de afsluiting van de Hendrik Algraweg, voorzienbaar was, op deze stelling gebaseerd. Nu is gebleken dat deze stelling onjuist is, ziet de Afdeling aanleiding om terug te komen op dat oordeel. De Afdeling zou anders een einduitspraak moeten doen, waarvan zij weet dat deze op een onjuist uitgangspunt is gebaseerd.
ABRS 19-04/17 Minister I&M inzake RW 31 Leeuwarden (ECLI:NL:RVS:2017:1052).
Noot: De Afdeling kan behoudens zeer uitzonderlijke gevallen niet terugkomen van een in de tussenuitspraak gegeven oordeel. Vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 21 oktober 2015 (ECLI:NL:RVS:2015:3222). In casu is sprake van zo’n uitzonderlijk geval.