Rechtbankdeskundigen versus partijdeskundigen

Gedaagde bestrijdt de taxatie van rechtbankdeskundigen voor wat betreft de waardevermindering art. 41 OW: € 82.500,– van rechtbankdeskundigen tegenover € 180.000,– tot € 220.000,– van vier deskundigen van gedaagde. Gedaagde beroept zich op de plaatselijke bekendheid van “haar” deskundigen.

Rechtbank Overijssel 29-03/17 inzake Staat / N18 (niet gepubliceerd):

  • gedaagde legt aan haar deskundigen een zeker autoriteitsgevoel ten grondslag, vanwege hun plaatselijk bekendheid, hetgeen naar haar stelling niet geldt voor de onafhankelijke rechtbankdeskundigen.
  • in zoverre moge aan rechtbankdeskundigen worden toegedacht dat zij een redelijk intuïtieve inschatting van de waardevermindering hebben gedaan, maar daarmee, noch met de door gedaagde ter berde gebrachte taxatierapporten, acht de rechtbank steekhoudende argumenten aangevoerd voor gerede twijfel aan het deskundigenadvies met de daarvoor gehanteerde uitgangspunten.
  • de rechtbank volgt dan ook het deskundigenadvies.

Noot: recent heeft de Staat de rechtbank Overijssel wel overtuigd van een te hoge taxatie door rechtbankdeskundigen van de werkelijke waarde buitendijkse gronden. De Staat had een commissie van (onafhankelijke) deskundigen benoemd voor een contra-expertise: die commissie bestond uit taxateurs met ervaring als rechtbankdeskundigen (elders in het land), die naar verluid niet bekend gemaakt waren met de eerdere taxaties van de rechtbankdeskundigen en van de partij deskundigen.