Daarnaast is naar het oordeel van de rechtbank gebleken dat in de periode voorafgaand aan de onteigeningsprocedure bij de Kroon diverse brieven zijn verzonden naar [gedaagde] , waarin door de Provincie ook aanbiedingen voor de verwerving zijn gedaan. Dit blijkt uit het door de Provincie overgelegde logboek.
De rechtbank is van oordeel dat op basis van het hierboven geschetste verloop van de onderhandelingen kan worden geconcludeerd dat artikel 17 Ow niet is geschonden. De Provincie heeft niet uitsluitend een formele poging gedaan om te trachten tot minnelijke overeenkomst te komen. Het enkele feit dat partijen uiteenlopende standpunten hebben over de te betalen schadeloosstelling maakt niet dat de Provincie niet zou mogen vasthouden aan haar bod, zeker niet nu dit bod met een tweetal taxaties is onderbouwd en niet gezegd kan worden dat het bod op het eerste gezicht onredelijk is. Met dat laatste wil de rechtbank niet zeggen dat de Provincie het gelijk aan haar zijde heeft, doch slechts dat niet gezegd kan worden dat de Provincie een evident onredelijk bod op tafel heeft gelegd. De werkelijke waarde van het te onteigenen goed dient als uitgangspunt te gelden. De pogingen tot minnelijke verwerving hoeven dus niet in te houden dat voldoende nieuwe biedingen worden gedaan met telkens oplopende bedragen.
Rechtbank Limburg 08-02/17 inzake provincie Limburg / inpassingsplan “Buitenring Parkstad Limburg” (ECLI:NL:RBLIM:2017:1063).
Noot: Rechtbank Oost-Brabant 13-05/15 inzake gemeente Deurne (ECLI:NL:RBOBR:2015:2974).
Artikel 17 Onteigeningswet vereist dat de onteigenende partij niet te werk gaat alsof dit voorschrift een te verwaarlozen formaliteit is. Het minnelijk overleg moet op een behoorlijke wijze hebben plaatsgevonden. Onteigening is een uiterst middel. Voor dat laatste zie ook:
A-G HR 11-07/14 inzake Staat / Televerde BV (met als rechtsvoorgangster Chipshol Forward N.V.); (ECLI:NL:HR:2014:1668).