- Bestemmingsplan (3) nieuw: wegbestemmen supermarkt Lidl.
- Tussenliggende bestemmingsplan (2): uitleg rechtbank: de uit te werken bestemming voor woondoeleinden tevens voorziet in gebruik ten behoeve van detailhandel, dat het gebruik van de onroerende zaak voor de exploitatie van een supermarkt daarmee in overeenstemming was en dat uitwerking van de bestemming daarvoor niet noodzakelijk was.
- Het oorspronkelijke bestemmingsplan (1): Onder het eerste bestemmingsplan was het niet toegestaan de onroerende zaak ten behoeve van de exploitatie van een supermarkt te gebruiken. Dat betekent volgens de SAOZ dat Lidl als gevolg van de inwerkingtreding van het derde bestemmingsplan niet in een nadeliger planologische positie is komen te verkeren en geen schade heeft geleden.
ABRS: art. 6.1 lid 2 onder b. en art. 6.1.
Als gevolg van de uitwerkingsplicht, bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wro, is het vaststellen van een uitwerkingsplan niet slechts een toekomstige onzekere gebeurtenis. Hoewel de uitwerkingsplicht bij een letterlijke lezing van artikel 6.1, tweede lid, aanhef en onder a, van de Wro niet kan worden beschouwd als oorzaak van schade in de zin van die bepaling, laat dat onverlet dat sinds de inwerkingtreding van het bestemmingsplan aannemelijk is dat de uit te werken bestemming vroeg of laat zal worden uitgewerkt. Dit heeft in de rechtspraktijk de vraag opgeroepen of en zo ja in hoeverre in de planvergelijking rekening mag worden gehouden met een uit te werken bestemming.
Indien van de maximale mogelijkheden van die uitwerkingsregels wordt uitgegaan, zou dat tot de ongewenste situatie leiden dat een uitwerkingsplan nimmer tot een planologische verslechtering kan leiden, omdat dat uitwerkingsplan als oorzaak van planschade dan wegvalt tegen de maximale invulling van het bestemmingsplan met de uit te werken bestemming.
Bij tussenuitspraak van 17 april 2013 (ECLI:NL:RVS:2013:BZ7707) heeft de Afdeling overwogen dat de mogelijkheden van de uit te werken bestemming bij de planvergelijking niet buiten beschouwing mogen worden gelaten. Met die mogelijkheden dient aldus rekening te worden gehouden dat nagegaan dient te worden wat ten tijde van de inwerkingtreding van het betrokken planologische besluit naar redelijke verwachting de invulling van de uit te werken bestemming zou zijn. Na datum van deze uitspraak is artikel 6.1 lid 6 in werking getreden: pas schade claimen na besluit uitwerkingsplan
Rechtsvraag
Het hoger beroep van het college stelt de vraag aan de orde of een uit te werken bestemming als onderdeel van het oude planologische regime mag worden betrokken in de vergelijking met het nieuwe planologische regime, indien de aanvraag om een tegemoetkoming in planschade na de inwerkingtreding van artikel 6.1, zesde lid, van de Wro is ingediend. In geschil is of de wijze van planvergelijking, zoals neergelegd in de tussenuitspraak van 17 april 2013, ook in die situatie van toepassing is. In dit verband is van belang wat de wetgever met artikel 6.1, zesde lid, van de Wro, mede blijkens de geschiedenis van de totstandkoming van deze bepaling, heeft beoogd.
Niet in geschil is dat de inwerkingtreding van het tweede bestemmingsplan, met de uit te werken bestemming voor woondoeleinden, een positieve invloed op de waarde van de onroerende zaak had. Lidl heeft de eigendom van de onroerende zaak na de inwerkingtreding van dat bestemmingsplan verkregen. Bij de aankoop van de onroerende zaak is Lidl, als redelijk denkend en handelend koper, nagegaan wat ten tijde van de inwerkingtreding van dat bestemmingsplan naar redelijke verwachting de invulling van de uit te werken bestemming zou zijn.
In werkelijkheid is geen uitwerkingsplan vastgesteld, maar een andere planologische maatregel genomen, die voor Lidl nadeliger dan de uit te werken bestemming van het tweede bestemmingsplan is en een planologische verslechtering betekent. Indien uit de schadetaxatie blijkt dat deze planologische verslechtering tot vermindering van de waarde van de onroerende zaak heeft geleid en daarvoor een tegemoetkoming in planschade zou worden verstrekt, is dat geen tegemoetkoming in theoretische schade, die Lidl niet of slechts gedeeltelijk lijdt. Dit betekent dat de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 6.1, zesde lid, van de Wro zich in dit geval niet verzet tegen het betrekken van de uit te werken bestemming, als onderdeel van het oude planologische regime, in de vergelijking met het nieuwe planologische regime.
ABRS 08-02/17 inzake Eindhoven/Lidl (ECLI:NL:RVS:2017:326).
Noot: nu Lidl kocht na bestemmingsplan 2 (met uitwerkingsplicht) en als redelijk handelend koper rekening mocht houden met redelijke invulling van uit te werken bestemming, lijdt Lidl schade in de planvergelijking tussen bestemmingsplan 2 (met uitwerkingsplicht) en bestemmingsplan 3 (wegbestemmen). Een fraai overzicht van rechtspraak en wetshistorie.