[gedaagde] heeft bedenkingen uitgesproken tegen benoeming van de heer Van Heijst. Daartoe stelt hij dat dhr. Van Heijst in een voorafgaande onteigeningsprocedure waarin [gedaagde] betrokken was, geen notitie heeft genomen van de opmerkingen van de onteigende partijen ten aanzien van het feit dat de onteigenende partij in strijd handelde met o.a. artikel 4 lid 3 Ow alsmede de Wet inzake appartementsrechten. Hieruit blijkt volgens [gedaagde] van een vooringenomen houding ten gunste van de Overheid. Het voorstel tot benoeming van de heer van Luyt in plaats van ing. Van Helvoort is door [gedaagde] niet nader gemotiveerd. De rechtbank ziet in de huidige argumenten van [gedaagde] aldus geen aanleiding te besluiten een ander of anderen in plaats van de eerder benoemde deskundigen aan te wijzen.
Rechtbank Limburg 08-02/17 inzake provincie Limburg / inpassingsplan “Buitenring Parkstad Limburg” (ECLI:NL:RBLIM:2017:1063).
Noot: zie Hof ’s Hertogenbosch 08-12/16 inzake provincie Limburg (ECLI:NL:GHSHE:2016:5463).
Vanwege spoedeisendheid onteigeningsprocedure en vanwege wenselijkheid van deskundigen die gespecialiseerd zijn in het onteigeningsrecht = rechtbank hoeft niet vooraf de zienswijze van partijen te vragen op de te benoemen deskundigen.
Laat echter onverlet dat partijen voorafgaand aan de benoemingopmerkingen kunnen maken. HR 05-04/13 inzake Sittard-Geleen (ECLI:NL:HR:2013:BY8098). Zie de zogenoemde procedure van “voorhangen van deskundigen”.