Eiser stelt dat verweerder geen rekening heeft gehouden met de bijzondere omstandigheid dat de woning van eiser op eeuwigdurende particuliere erfpachtgrond staat, waardoor de woning op of rond de waardepeildatum 1 januari 2010 vrijwel onverkoopbaar was, aangezien diverse banken huiverig waren om hypotheken te verstrekken bij particuliere erfpacht. Volgens de Nederlandse Vereniging van Banken komt dit door de onduidelijkheid over de identiteit van de (toekomstige) erfpachter en/of de toekomstige hoogte van het erfpachtcanon. Eiser heeft zijn stelling onder meer geadstrueerd met een brief van de Minister van financiën aan de Tweede Kamer van 21 juni 2010 (kenmerk: FM/2010/4146 U).
De rechtbank is het volgende van oordeel. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad, zie bijvoorbeeld de arresten van 23 september 1998 (LJN: AA2375) en 20 november 1985 (LJN: AW8157), dient bij de waardering van een onroerende zaak te worden uitgegaan van de overdrachtsfictie en verkrijgingsfictie van artikel 17, tweede lid, van de Wet WOZ.
Met andere woorden er moet worden uitgegaan van de veronderstelling van overdracht van de volle en onbezwaarde eigendom, ook als er in werkelijkheid op de onroerende zaak een recht van erfpacht rust. Blijkens de memorie van toelichting bij artikel 17, tweede lid, van de Wet WOZ, geldt een uitzondering op de regel dat voor de waardebepaling moet worden uitgegaan van overdracht van de volle en onbezwaarde eigendom, indien sprake is van ’door de wet gestelde beperkingen’.
Deze uitzondering geldt echter slechts bij een wettelijke beperking die de genothebbende of gebruiker niet persoonlijk betreft en die derhalve het genot van de zaak en daardoor de waarde ervan, ongeacht de persoon van de zakelijk gerechtigde of gebruiker, beperkt. Deze uitzondering is in het onderhavige geval, ook bij eeuwigdurende particuliere erfpacht waarvoor mogelijk niet, dan wel heel moeilijk een hypothecaire lening te verkrijgen is, niet van toepassing. Met het feit dat op de woning van eiser als onderdeel van het appartementencomplex een recht van erfpacht rust, hoefde verweerder dus geen rekening te houden.
Rechtbank Amsterdam 24-01/13 (LJN: BY9583).
Een uiterst kritische Rechtbank, getuige ook overweging 7: Het is de rechtbank uit het besprokene ter zitting in de onderhavige zaak, maar ook uit andere zaken, bekend dat de werkwijze van verweerder (gemeente Amsterdam) bij het behandelen van bezwaren en beroepen in WOZ-zaken sterk gericht is op het met zo min mogelijk werkzaamheden en kosten voor verweerder afdoen van deze zaken. Dit streven kan en mag er echter niet toe leiden dat, zoals in dit geval en vele andere gevallen, verweerder de materiële- en formele (rechts-) belangen, van degene die bezwaar maakt, ondergeschikt maakt aan het aspect van interne kostenbeheersing door zich niet te houden aan wettelijke voorschriften en algemene beginselen van behoorlijk bestuur.