Verkeersaantrekkende werking
Daargelaten of tussen de door [appellant sub 1] gestelde verkeershinder en de vrijstellingen een causaal verband bestaat, wordt dienaangaande het volgende overwogen. Volgens het StAB-verslag genereert al het vrachtverkeer van en naar de vergistingsinstallatie maximaal twaalf extra transportbewegingen per dag. Indien al dat vrachtverkeer dagelijks door de Peelstraat rijdt, dan leidt dat volgens het StAB-verslag niet tot trillinghinder voor personen in de gebouwen in die straat.
Geluid
In het StAB-verslag is vermeld dat het geluidsniveau van de fakkelinstallatie op het perceel van [appellant sub 1] gemiddeld 30-35 dB(A) en maximaal 50 dB(A) zal bedragen en dat deze waarden niet leiden tot een verstoring van het ter plaatse aanwezige goede akoestische klimaat. Daarbij is vermeld dat de fakkelinstallatie een laagfrequent geluid produceert dat, waarschijnlijk ook in de woning van [appellant sub 1], bij gebruik van de installatie steeds hoorbaar is en als hinderlijk zal worden ervaren. Volgens het StAB-verslag was een dergelijk geluid voorheen niet op het perceel van [appellant sub 1] hoorbaar en vormt de fakkelinstallatie daarom een planologische verslechtering. De StAB gaat er vanuit dat de fakkelinstallatie incidenteel zal worden gebruikt en komt daarom tot de conclusie dat het planologisch nadeel betrekkelijk gering zal zijn. Aldus; een willekeurige, redelijk denkende en handelende potentiële koper zal een bod op het perceel van [appellant sub 1] niet in neerwaartse zin bijstellen wegens de fakkelinstallatie.
Geurhinder
In het StAB-verslag is vermeld dat de ‘ervaring van geurhinder’ afhankelijk is van een aantal factoren, zoals de hedonische waarde of de gevoelswaarde, gewenning, incidenteel of continu optredend, waardoor deze component van een geurnorm lastig te duiden en subjectief van aard is. De blootstelling aan geur in uren per jaar (hierna: de blootstellingsduur), de andere component van een geurnorm, is volgens de StAB een objectiever criterium. Volgens het StAB-verslag bedroeg op het perceel van [appellant sub 1] de blootstellingsduur onder het voorgaande planologische regime, door het uitrijden van mest op de voorheen agrarische gronden, tien uur per jaar en bedraagt de blootstellingsduur onder het nieuwe planologische regime, door de vergistingsinstallatie, negen uur per jaar. In het StAB-verslag is op grond hiervan geconcludeerd dat [appellant sub 1] ten gevolge van de vrijstellingen geen planologisch nadeel ondervind door toegenomen geurhinder.
De rechtbank heeft met juistheid op dit punt het StAB-verslag gevolgd. Het door [appellant sub 1] gestelde verschil tussen ‘gebiedseigen’ en ‘niet gebiedseigen’ geur, dat de gevoelswaarde van geur betreft, moet worden gerekend tot de component ‘ervaring van geurhinder’ en doet daarom niet af aan de conclusie in het StAB-verslag.
ABRS 08-12/16 inzake Sint Anthonis (ECLI:NL:RVS:2016:3255).
Noot: voor elk van genoemde schade componenten valt “iets te zeggen”, maar “gelaedeerde’ blijft met legen handen zitten.