ABRS 30-11/16 inzake Minister I&M Hoevelaken (ECLI:NL:RVS:2016:3168).
- verzoek om schadevergoeding was door minister beoordeeld naar planschade criteria. De Afdeling acht dat niet juist en ziet mede een beoordeling als nadeelcompensatie.
Uit eerdere rechtspraak van de Afdeling (uitspraken van 31 maart 2010, ECLI:NL:RVS:2010:BL9576, 6 juni 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BW7613 en 25 november 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3612) volgt dat een verzoek om nadeelcompensatie op grond van de Beleidsregel, gelet op de aard van het wegaanpassingsbesluit en ingevolge artikel 11, achtste lid, van de Spoedwet wegverbreding, voor zover het wegaanpassingsbesluit en het bestemmingsplan niet met elkaar in overeenstemming zijn, onder het bereik van artikel 6.1 van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) valt en kan worden getoetst aan de criteria die gelden voor de beoordeling van een aanvraag om tegemoetkoming in planschade. Dit ligt anders in die gevallen waarin de gestelde schade niet of niet uitsluitend kan worden aangemerkt als een rechtstreeks gevolg van het wegaanpassingsbesluit, maar wel van daaruit voortvloeiende besluiten of uitvoeringshandelingen als bedoeld in artikel 2 van de Beleidsregel. In die gevallen dient het verzoek om schadevergoeding mede te worden aangemerkt als een verzoek om nadeelcompensatie. In dit geval is besluit wegafsluiting niet op één lijn te stellen met een planologische maatregel.
- standpunt Minister: het gaat om tijdelijke afsluiting, dus tijdelijke schade, dus geen vergoeding wegens waardevermindering.
Afdeling: Uit het wegaanpassingsbesluit volgt niet dat die afsluiting tijdelijk is. Gelet op het vorenstaande staat thans niet vast of en, zo ja, wanneer de afrit Hoevelaken weer wordt opengesteld voor verkeer uit alle richtingen. Daarom moet Minister een nieuw besluit nemen.