Waarde WOZ is naar de bedoeling van de wetgever “de prijs welke door de meestbiedende koper besteed zou worden bij aanbieding ten verkoop op de voor de zaak meest geschikte wijze na de beste voorbereiding” (Kamerstukken II 1993/94, 22 885, nr. 3, blz. 44).
Het Hof is van oordeel dat bij het vaststellen of en zo ja, in welke mate, er sprake is van een waardruk welke is gebaseerd op de (voorgenomen plaatsing) van het windmolenpark de volgende factoren in beschouwing moeten worden genomen:
- slagschaduw
- geluidsoverlast
- horizonvervuiling
- andere depreciërende omstandigheden
Het Hof Arnhem-Leeuwarden 25-10/16 weegt deze factoren expliciet in relatie tot de afstand tussen de boerderij en het windmolenpark (ECLI:NL:GHARL:2016:8540).
Gelet op het vorenoverwogene is het hoger beroep gegrond. In goede justitie vermindert het Hof de beschikte waarde met € 2.000 en moet derhalve worden beslist als hierna is vermeld.
Noot: vastgestelde waarde was € 279.000 en die wordt door Hof dus met € 2.000 verlaagd. Dus minder dan 0,75%. In soortgelijke procedures als planschade (art. 6.1 Wro) wordt veelvuldig de vraag gesteld of een zulke marginale waardevermindering te taxeren valt, daar waar elke taaxtie een zekere bandbreedte kent. Echter als binnen zo’n bandbreedte de waarde is “geprikt” dan kan vanaf die waarde wel een zeker (gering) negatief effect gewogen worden, zo leert de rechtspraak.