Nogmaals: onafhankelijkheid planschadeadviseur

Volgens vaste rechtspraak (onder meer de uitspraken van de Afdeling van 26 juni 2013, ECLI:NL:RVS:2013:56 en van 7 september 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2398) mag een bestuursorgaan, indien in een advies van een door dat bestuursorgaan benoemde deskundige op objectieve en onpartijdige wijze verslag is gedaan van het door de deskundige verrichte onderzoek en daarin op inzichtelijke wijze is aangegeven welke feiten en omstandigheden aan de conclusies ervan ten grondslag zijn gelegd en deze conclusies niet onbegrijpelijk zijn, bij het nemen van een besluit van dat advies uitgaan, tenzij concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de juistheid of volledigheid ervan naar voren zijn gebracht. Dit sluit aan bij het bepaalde in artikel 3:9 van de Awb. Op grond van dat artikel dient, indien een besluit berust op een onderzoek naar feiten en gedragingen dat door een adviseur is verricht, het bestuursorgaan zich ervan te vergewissen dat dit onderzoek op zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden.

ABRS 28-09/16 inzake Amsterdam (ECLI:NL:RVS:2016:2583).

Maar:

De SAOZ heeft in de adviezen van 6 februari 2014 zelf een inschatting gemaakt van de bezonningssituatie zonder dat daaraan volgens haar deugdelijke tekeningen of andere adviezen ten grondslag lagen. De rechtbank is terecht en op goede gronden tot het oordeel gekomen dat de SAOZ in haar adviezen van 6 februari 2014 niet inzichtelijk heeft gemaakt waarop haar conclusie was gebaseerd, zodat deze adviezen in zoverre niet ten grondslag konden worden gelegd aan de besluitvorming.