Hoewel er geen rechtstreeks verband kan worden vastgesteld tussen de provisie-opbrengsten en de aan- of afwezigheid van een eigen studio, moet ervan uitgegaan worden dat het (tijdelijk) gemis van de studio lijdt tot inkomstenverlies.
Niet ter discussie staat dat concrete ‘harde cijfers’ ter onderbouwing van de omvang van dat verlies ontbreken. De rechtbank is van oordeel dat er niet vanuit gegaan kan worden dat resultaten die in het verleden behaald zijn, ook behaald zouden zijn als [gedaagde sub 1 en A t/m E] wel de beschikking had gehouden over een eigen studio. Die resultaten worden immers beïnvloed door een groot aantal onzekere factoren zoals het economische klimaat, Dat maakt dat bij de begroting van de als gevolg van het gemis van de studio gemiste provisie-opbrengsten niet uitgegaan kan worden van de (gemiddelde) opbrengsten in de periode voorafgaand aan de sluiting van de studio. Bij gebreke van ‘harde cijfers’ moet ter zake dan ook een inschatting gemaakt worden, zoals de deskundigen hebben gedaan.
Rechtbank Oost-Brabant 21-09/16 inzake Staat / Van Dun q.q. (ECLI:NL:RBOBR:2016:5157).