Bij liquidatie is de maatstaf voor de hoogte van de rente: er moet worden gerekend met de rente die de onteigende kan maken met een belegging die wat risico en liquiditeit betreft de investering die voor hem verloren ging zo dicht mogelijk benadert. Rechtbank Utrecht kwam aldus op 4% over de grondwaarde.
HR: echter waar het gaat om tijdelijke inkomensschade (over periode verlies onteigende grond en aankoop vervangende grond) ligt het veeleer voor de hand om uit te gaan van de rente over dat bedrag die de onteigende in het betrekkelijk korte tijdvak tussen de onteigening en de verwerving van de vervangende grond bij een solide bankinstelling zou kunnen bedingen. Het oordeel van de rechtbank, van 4% op basis van genoemde risico en liquiditeit, berust dus op een onjuiste rechtsopvatting.
HR 18-01/13 inzake Staat Leidsche Rijn (LJN: BY0547).
Noot: er zijn Rechtbanken die naar huidige omstandigheden rekenen met een lagere rente dan 4%; wel hoger dan de marktrente dus.