Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (zie de uitspraak van 27 januari 2016, ECLI:NL:RVS:2016:135), vergoedt het college ingevolge artikel 6.5, aanhef en onder a, van de Wro, indien het een tegemoetkoming, als bedoeld in artikel 6.1 toekent, daarbij tevens de rederlijkwijs gemaakte kosten van rechtsbijstand en andere deskundige bijstand. Onder redelijkerwijs gemaakte kosten dienen niet te worden verstaan de kosten die de aanvrager met betrekking tot de indiening van de aanvraag heeft gemaakt. Daarvan kunnen wel deel uitmaken de kosten die de aanvrager maakt vanaf het moment dat de door het college ingeschakelde deskundige een conceptadvies dan wel advies over de aanvraag aan het college heeft uitgebracht tot het moment dat het college op de aanvraag een besluit heeft genomen waartegen rechtsmiddelen kunnen worden ingesteld. Daarbij is niet van belang of het commentaar van de aanvrager heeft geleid tot aanpassing van het advies.
De rechtbank heeft niet onderkend dat de door [appellante] gemaakte deskundigenkosten vanaf het moment dat Tog een conceptadvies heeft uitgebracht tot het moment dat het college op haar verzoek een besluit heeft genomen wel voor vergoeding in aanmerking komen. Het inschakelen van een deskundige in die fase is in dit geval redelijk. Uit de door [appellante] overgelegde factuur van De Lorijn van € 1.228,15 volgt dat De Lorijn in totaal 7 uur heeft besteed aan het bijwonen van hoorzitting en opname, het doornemen van het conceptadvies van Tog en het geven van een reactie daarop. Het uurtarief bedraagt € 145,00. [appellante] heeft ter zitting toegelicht dat 5 uur dient te worden toegerekend aan het uitbrengen van een zienswijze op het conceptadvies van Tog. Dit aantal uren acht de Afdeling, het vermelde uurtarief in aanmerking genomen, redelijk.
ABRS 27-07/16 inzake Vught (ECLI:NL:RVS:2016:2101).
Noot: de Afdeling zet het hier fraai op een rij. Hier een uurtarief van EUR 145,– (met daarboven vergoeding BTW, zoals blijkt uit bedrag van EUR 1.228,15), tegenover eerder wel forfaitair EUR 75,– (ABRS 29-06/16 inzake Opmeer; ECLI:NL:RVS:2016:1795). Wellicht te verklaren door het geringe aantal van 7 uren.