Verdeling nalatenschap: waarde verpachte gronden

De rechtbank bepaalt voorts dat voorgaande toedeling zal geschieden tegen de waarde in verpachte staat. Hiertoe is het volgende redengevend. Bij de verdeling/toedeling van de landerijen en de waardebepaling daarvan dient rekening te worden gehouden met bestaande pachtovereenkomsten (vgl. HR 20 juni 1975, NJ 1976, 414). Weliswaar stelt [C] zich op het standpunt dat de landerijen niet meer in gebruik zijn bij de pachters
– zowel voor wat betreft de heren [naam] als de maatschap (die volgens hem contractspartij was) -, maar gesteld noch gebleken is dat de pachtovereenkomsten op die grond door de rechter ontbonden zijn of anderszins beëindigd zijn.

De waardering dient dan ook plaats te vinden met inachtneming van de verpachte staat. Hieraan doet niet af de omstandigheid dat na de verdeling/toedeling [A] en [B] , als gevolg van de verdeling van de gebruiksrechten op grond van het arbitraal vonnis van 5 januari 2011 en de effectuering daarvan in de notariële akte van 25 november 2011, over de aan elk hen toegedeelde landerijen vrijelijk zullen kunnen beschikken, door een vereenzelviging van pachter en verpachter. Door [C] zijn geen (andere) feiten of omstandigheden gesteld die een afwijking van voornoemde jurisprudentie rechtvaardigen.

Rechtbank Noord-Nederland 27-07/16 (ECLI:NL:RBNNE:2016:3581).