Uitvoerbaarheid bestemmingsplan in relatie tot onteigening benodigde gronden

Voor zover [appellant] heeft willen betogen dat het plan niet uitvoerbaar is, nu hij eigenaar is van een deel van de gronden in het plangebied en niet aannemelijk is dat hij met het Rijk overeenstemming zal bereiken over minnelijke verwerving van de gronden, overweegt de Afdeling dat eigendomsverhoudingen uit oogpunt van een goede ruimtelijke ordening niet van doorslaggevende betekenis zijn.

Dat een deel van de gronden waarop het plan ziet niet in eigendom is van de gemeente of van het Rijk, is slechts van belang indien op voorhand duidelijk is dat de eigendomsverhoudingen aan de verwezenlijking van het plan binnen de planperiode van tien jaar in de weg staan en tevens niet aannemelijk is dat binnen de planperiode tot onteigening zal worden overgegaan. Nu ten tijde van de vaststelling van het plan de onderhandelingen tussen [appellant] en het Rijk over de verwerving van de gronden in een vergevorderd stadium verkeerden en het daarom waarschijnlijk was dat het Rijk op korte termijn over deze gronden zou kunnen beschikken, heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het ten tijde van de vaststelling van het plan aannemelijk was dat de realisering van het plan binnen de planperiode kon plaatsvinden. Hierbij wordt verder in aanmerking genomen dat de raad heeft aangekondigd dat wanneer geen overeenstemming zou worden bereikt tussen [appellant] en het Rijk, hij zo nodig een onteigeningsprocedure zal starten. Het betoog faalt.

ABRS 10-02/16 inzake gemeente Molenwaard (ECLI:NL:RVS:2016:339).