ABRS: De SAOZ heeft uiteengezet dat ook onder het oude planologische regime een einde aan de economische of technische levensduur van de op de peildatum bestaande windmolens zou zijn gekomen, dat het niet mogelijk was deze windmolens te vervangen door windmolens van de volgende generatie, gelet op de in het oude bestemmingsplan voorgeschreven maximale afmetingen, en dat daarnaast voor een rendabele exploitatie van windmolens ter plaatse met een grotere capaciteit een uitbreiding van de netcapaciteit noodzakelijk was.
Uit het advies valt af te leiden dat het in dit geval voor de waarde van de percelen of van de op de peildatum bestaande windmolens niet uitmaakt dat het onder het nieuwe planologische regime niet langer is toegestaan om op de percelen windmolens met een ashoogte van 50 m op te richten en dat de op de peildatum bestaande windmolens onder het bij het nieuwe bestemmingsplan behorende overgangsrecht zijn gebracht. Voorts heeft de SAOZ uiteengezet dat het als gevolg van het nieuwe bestemmingsplan niet meer is toegestaan windmolens op de omliggende percelen op te richten en dat dit voor [appellant] een voordeel oplevert, omdat daardoor de wind niet door windmolens op de omliggende percelen kan worden verzwakt, zodat het rendement van de op de peildatum bestaande windmolens niet meer kon worden aangetast.
ABRS 30-12/15 inzake Noordoostpolder (ECLI:NL:RVS:2015:4045).
Noot: (markt)waarde en inkomensschade zijn gebaseerd op de mogelijkheden qua exploitatie en als die onder het oude planologische regime reeds te beperkt waren, dan valt de conclusie te begrijpen dat vervallen planologische mogelijkheden niet tot schade leiden, te begrijpen.