De aanleiding voor de vaststelling van het nieuwe bestemmingsplan vormt, zo blijkt ook uit de eerdergenoemde samenwerkingsovereenkomst, uitsluitend de door de gemeente toegezegde medewerking aan het planologisch mogelijk maken van de door [appellant] gewenste drie bedrijfswoningen. De planologische wijziging in verband waarmee [appellant] om een tegemoetkoming in schade heeft verzocht, is aldus louter ten behoeve van zijn initiatief vastgesteld en heeft betrekking op zijn perceel. Onder deze omstandigheden komt de schade – indien al geleden – redelijkerwijs niet op grond van artikel 6.1 van de Wro voor vergoeding in aanmerking en dient deze voor rekening van de aanvrager te blijven. Dit betekent dat, voor zover [appellant] schade heeft geleden, deze schade niet voor een tegemoetkoming in aanmerking komt. Gezien artikel 6.1.3.2 van het Bro en artikel 2 van de Procedureverordening hoefde het college geen adviseur aan te wijzen om advies uit brengen over de op de aanvraag te nemen beslissing.
ABRS 23-12/15 inzake Maasdriel (ECLI:NL:RVS:2015:3934).
Noot: art. 6.1.3.2 juncto 6.1.3.1 Bro: college kan aanvraag afwijzen als kennelijk ongegrond, zonder daartoe adviseur in te schakelen.