Onteigeningsvonnis ruwe bouwgrond woningbouw

Peildatum april 2011: EUR 53,00 m2.

  • Geen eliminatie bestemmingsplan: betreft een uitwerkingsplan met gedetailleerde eindbestemmingen. Ingevolge dit bestemmingsplan heeft het onteigende deels de bestemming “Wonen aaneengesloten”, deels met de aanduiding “maatregelen geluidhinder’, “Verkeer en verblijf”, “Groen” en “Water”.
  • 40 c OW: Tijdens de descente hebben deskundigen vastgesteld dat het onteigende op dat moment reeds (grotendeels) bouwrijp was. Dit bouwrijp maken is echter geschied ter realisering van het plan waarvoor onteigend is en dient daarom op grond van artikel 40c Onteigeningswet bij het bepalen van de waarde van het onteigende te worden weggedacht.
  • 40 d OW: complex bouwgrond, dat in casu samenvalt met het plangebied van het bestemmingsplan “ [naam 3] ”, welk complex op de peildatum hoofdzakelijk een (niet meer uit te werken) onherroepelijke woonbestemming had.
  • geen top-down taxatie, maar vergelijkingsmethode, ook al zijn de vergelijkingstransacties lastig te interpreteren.
  • exploitatieschade vanwege onmogelijkheid zelfrealisering: voor zover [gedaagden] mogelijk exploitatievoordeel zijn misgelopen, doordat zij de woonbestemming van in de minnelijke fase door de gemeente aangeboden ruilgronden niet zelf hebben kunnen realiseren of die ruilgronden niet als bouwkavels hebben kunnen verkopen, is dat niet een gevolg van de onderhavige onteigening.
  • 50 OW: Aan de gemeente kan worden toegegeven dat in deze zaak veel werk moest worden verricht in verband met het feit dat [gedaagden] zich uitgebreid hebben verweerd tegen onder meer het advies van de deskundigen. Echter kan niet worden gezegd dat zij zich zodanig onredelijk hebben opgesteld, dat de in verband met deze werkzaamheden gemaakte kosten (gedeeltelijk) voor hun rekening dienen te blijven.

Rechtbank Oost-Brabant 21-10/15 inzake Termaat q.q. (ECLI:NL:RBOBR:2015:6043)

Noot:

ad art. 40 b OW: Rechtbank: Aan [gedaagden] moet worden toegegeven dat het ontbreekt aan goed vergelijkbare grondtransacties (alleen betrekking hebbend op ruwe bouwgrond) en dat in zoverre in dit geval aan deze methode ook nadelen kleven, maar de rechtbank acht -zoals hierna zal blijken- de onderbouwing van de getaxeerde grondprijs middels deze methode voldoende overtuigend. 

ad art. 40 C OW: hierom (wegdenken –plannen– voor het werk waarvoor onteigend wordt) niet relevant verklaring van  de directeur van één der grotere bouwende ontwikkelaars van Nederland aan de raadsman van [gedaagden] dat zijn bedrijf nu tussen de € 150,00 en € 200,00 per m² zou betalen voor grond in een nagenoeg afgeronde woonwijk, waarbij de exploitatiebijdrage € 125,00 bedraagt en de gemeente verkoopt voor € 320,00.