WOZ: Cultuurgrondvrijstelling

  1. Bij de waardebepaling als bedoeld in de Wet WOZ blijft – op grond van artikel 2, eerste lid, aanhef en letter a van de Uitvoeringsregeling uitgezonderde objecten Wet waardering onroerende zaken (verder: Uitvoeringsregeling) – de ten behoeve van de land- of bosbouw bedrijfsmatig geëxploiteerde cultuurgrond buiten toepassing, voor zover die niet de ondergrond van gebouwde eigendommen vormt. Dit wordt aangeduid als de zogenoemde cultuurgrondvrijstelling. Het begrip landbouw heeft blijkens artikel 2, tweede lid, van de Uitvoeringsregeling dezelfde betekenis zoals daaraan toegekend in artikel 7:312 van het Burgerlijk Wetboek. Gelet daarop moet bij toepassing van de cultuurgrondvrijstelling onder landbouw onder meer worden begrepen weidebouw en veehouderij, voor zover bedrijfsmatig uitgeoefend.
  2. Degene die zich beroept op de cultuurgrondvrijstelling moet zelf aannemelijk maken dat hij voor deze vrijstelling in aanmerking komt. Naar het oordeel van de rechtbank is het enkel overleggen van een verklaring van de buurman van 6 november 2024 onvoldoende om daarmee aannemelijk te maken dat deze buurman sedert 2023 een deel van belanghebbendes perceel bedrijfsmatig exploiteert ten behoeve van landbouw. Het had op de weg van belanghebbende gelegen met meer gegevens te komen die onderbouwen dat in het jaar 2023 daadwerkelijk landbouw op een deel van zijn perceel heeft plaatsgevonden. Zo is onder meer geen schriftelijke overeenkomst overgelegd en bijvoorbeeld ook betaalbewijzen voor het bedrijfsmatig gebruiken van belanghebbendes grond ontbreken. Nu belanghebbende geen genoegzaam bewijs heeft aangedragen, kan een beroep op de cultuurgrondvrijstelling niet slagen. De heffingsambtenaar heeft dan ook op goede gronden het gehele perceel betrokken bij de waardering van de woning.

Rechtbank Overijssel 09-10/25 (ECLI:NL:RBOVE:2025:6006)

Noot: belanghebbende slaagt niet in bewijs dat grond bedrijfsmatig voor de landbouw gebruikt wordt