Gedoogplicht ondergrondse leiding: beroep ongegrond

Eisers zijn het niet eens met deze gedoogplicht. Zij voeren daartoe een aantal beroepsgronden aan en vinden onder meer dat geen serieuze en redelijke pogingen zijn gedaan om tot minnelijke overeenstemming te komen. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank het bestreden besluit waarbij de opgelegde gedoogplicht in stand is gelaten.

De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat er een serieuze en redelijke poging is ondernomen om langs minnelijke weg tot overeenstemming te komen.

Uit artikel 1 van de Belemmeringenwet Privaatrecht volgt het toetsingskader. De minister heeft dat toetsingskader in de gedoogbeschikking vertaald naar vier onderdelen:

  1. er moet sprake zijn van een werk nodig ten behoeve van een openbaar werken;
  2. er is met rechthebbenden minnelijk overleg gevoerd, dat niet tot overeenstemming heeft geleid;
  3. de belangen van de rechthebbenden vorderen redelijkerwijs geen onteigening;
  4. in het gebruik van de zaken wordt niet meer belemmering gebracht dan redelijkerwijs nodig is voor de aanleg en instandhouding van het werk.

Op grond van artikel 4, eerste lid, van de Belemmeringenwet Privaatrecht kan tegen de gedoogplichtbeschikking beroep worden ingesteld bij het gerechtshof, voor wat betreft onderdeel 3 en 4. Zoals blijkt uit rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) zijn de rechtbank en de Afdeling niet bevoegd te oordelen over de onderdelen 3 en 4. Zie ABRS 28-6/23, ECLI:NL:RVS:2023:2378 en ECLI:NL:RVS:2023:2381.

De leidingbeheerder heeft in een e-mailbericht van 13 februari 2023 verklaard dat zij geen commerciële nevenactiviteiten verricht. Dit is op de zitting bij de provincie en de bezwaarzitting nogmaals door [derde-partij] bevestigd.

Rechtbank Gelderland 20-08/25 inzake minister I&W (ECLI:NL:RBGEL:2025:6978)

Noot: beroepen tegen gedoogbeschikking als de onderhavige slagen zelden. Voor de praktijk zeker van belang is de toezegging van de leidingbeheerder dat zij geen commerciële nevenactiviteiten verricht; de praktijk verzet zich tegen normbedragen zakelijk recht vergoeding als er mede commerciële kabels/leidingen worden aangelegd.