Staat/VDL eliminatie: het vervolg (A-G)

Vervolg op vonnis rechtbank Limburg 05-06/24 (ECLI:NL:RBLIM:2024:5036)

Een duidelijk vergelijk met onteigening diezelfde A2, HR 16-05/25 inzake Het Vonderen-Kerensheide I (ECLI:NL:HR:2025:757 ). Zie daarvoor deze link op onze website.

Basis: eliminatie van TB A2. Rechtbank week op twee essentiële onderdelen af van advies van de rechtbankdeskundige, waaronder René van Hoogmoed:

  1. Parkeerterrein met een tijdelijke vergunning. Rechtbank hield rekening met de tijdelijkheid van die vergunning, terwijl rechtbankdeskundigen na eliminatie TB concludeerden dat de waarde van dit parkeerterrein positief beïnvloed wordt door de verwachting van een definitieve bestemming parkeerterrein.
  2. Deskundigen adviseerden de investering in het aan de onteigening te relateren deel van de parkeergarage via financieringsschade te vergoeden. De rechtbank oordeelt dat de bouw van een parkeergarage een vrijwillige keuze van VDL is geweest en dat vanwege die keuze er geen behoefte meer was de verloren gegane parkeerplaatsen te reconstrueren.

Conclusie A-G 27-06/25 (ECLI:NL:PHR:2025:729)

Noot: na het arrest HR 16-05/25 waarin de lijn van de rechtbankdeskundigen en niet die van de rechtbank gevolgd werd, dat de onteigening haar schaduw vooruitgeworpen had en dat er van uitgegaan moet worden wat er zonder die schaduw zou zijn gebeurd, lag de onderhavige conclusie A-G (dat rechtbankdeskundigen de goede aanpak hadden) min of meer voor de hand. Toepassing van de eliminatieregel brengt mee dat moet worden beoordeeld wat er redelijkerwijs zou zijn gebeurd – de verwachting – als de (plannen voor) het werk waarvoor wordt onteigend er niet waren geweest.